Pietate in parentes potior [63]
XVIII.
De Ziel.
ZOo is 't, myn Lief. uw vinger toont my aen
De pynen die gy leedt, en d'enge baen,
Waer langs u, om de voorgestelde weelde,
Geen smert, hoe groot, verhinderde of verveelde;
Op dat gy dus van 's Vaders Majesteit
Bekleedt mocht zyn met eere en heerlykheit,
En met Godts troon het ryksgebiedt aenvaerde
Van Helle en Doot, van Hemel en van Aerde.
Onze Heer.
Dat was wel zoo; maer 't was het niet alleen,
Ja 't minst, myn Lief: 'k was, voor alle eeuwen heen,
In heerlykheit en eer by Godt myn' Vader.
Myn zuivre min tot u trof my veel nader:
Waerom ik zelfs myn Heerlykheit betoog
Met 's lichaems wolke en maegdeborsten zoog.
Myn liefde streeft de liefde van alle ouderen
(Hoe zwaer een last zy torsen op hun schouderen)
Zoo ver voorby, als, wie uit liefde sterft,
Hem, die om prys zyne eige glori erft.
De Ziel.
Myn Bruigom, ik begryp, door uwe Liefde,
De punt van 't zwaert dat uwe ziel doorgriefde.
Geene eigebaet, bezwalkt door valsch gezicht,
Noch Wedermin, die kinderlyken plicht
Tot dankbaerheit aen oudren magh betamen,
Zal, zoo gy helpt, myn min tot u beschamen.
ZOo is 't, myn Lief. uw vinger toont my aen
De pynen die gy leedt, en d'enge baen,
Waer langs u, om de voorgestelde weelde,
Geen smert, hoe groot, verhinderde of verveelde;
Op dat gy dus van 's Vaders Majesteit
Bekleedt mocht zyn met eere en heerlykheit,
En met Godts troon het ryksgebiedt aenvaerde
Van Helle en Doot, van Hemel en van Aerde.
Onze Heer.
Dat was wel zoo; maer 't was het niet alleen,
Ja 't minst, myn Lief: 'k was, voor alle eeuwen heen,
In heerlykheit en eer by Godt myn' Vader.
Myn zuivre min tot u trof my veel nader:
Waerom ik zelfs myn Heerlykheit betoog
Met 's lichaems wolke en maegdeborsten zoog.
Myn liefde streeft de liefde van alle ouderen
(Hoe zwaer een last zy torsen op hun schouderen)
Zoo ver voorby, als, wie uit liefde sterft,
Hem, die om prys zyne eige glori erft.
De Ziel.
Myn Bruigom, ik begryp, door uwe Liefde,
De punt van 't zwaert dat uwe ziel doorgriefde.
Geene eigebaet, bezwalkt door valsch gezicht,
Noch Wedermin, die kinderlyken plicht
Tot dankbaerheit aen oudren magh betamen,
Zal, zoo gy helpt, myn min tot u beschamen.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Remake of image (not mirrored) in: Pietate in parentes potior [18] (in: Otto Vaenius, Amoris divini emblemata (1615)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Pietate in parentes potior [18] (in: Otto Vaenius, Amoris divini emblemata (1615))
Iconclass
Sacred love points at a crucifix, a stork is carrying one of its parents on its back- God's perfections [11A23]
- love towards God; 'Amore verso Iddio' (Ripa) [11Q01]
- altar [11Q7141]
- altarcross, crucifix [11Q71423]
- radiance emanating from persons or things [22C31]
- shore-birds and wading-birds: stork (+ animals used symbolically) [25F37(STORK)(+1)]
- landscape with tower or castle [25I5]
- leading someone by the hand or wrist [31A25432]
- index finger forwards, pointing, indicating [31A25552]
- the soul during lifetime [31G1]
- filial love, 'Pietas filiorum' [42B4]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ clothed with wings) [56F2(+1331)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(PIETATE IN PARENTES POTIOR)]