Peccavi. Quid faciam tibi, o custos hominum? [6]
VI.
Job. VII. 20.
Hebbe ik gezondigt, wat zal ik doen? O menschenhoe-
der, waerom hebt Gy my u tot een' tegenloop
gestelt.
Hebbe ik gezondigt, wat zal ik doen? O menschenhoe-
der, waerom hebt Gy my u tot een' tegenloop
gestelt.
GEnâe! genâe! och, treed niet in 't gericht
Met myne ziel! zy beeft voor uw gezicht,
Zy siddert voor dien uitgetrokken degen,
En 't schittrendt zwaert. Och, och, wie kan hier tegen?
Genaê! nogh eens, myn Heilant, och, Genaê!
Op dat ik niet in dit gevaer verga.
Ik zondigde. O Behouder van de menschen,
Wat kan ik doen? ja zelfs, wat kan ik wenschen,
In dezen staet dus tegen u gestelt?
Gy hebt my door uw wapens neergevelt,
En my geheel ontwapent. Myn verlangen
Is nu alleen, dat ik uw krygsgevangen
Lyfeigen u mag dienen gansch en al.
Ik geef my zelve u over, en ik zal,
Als een slavin, ja minste der slavinnen,
Door trouwen dienst vergeving zien te winnen.
Nooit zal ik weer myn' winnaer tegenstaen.
Nooit zal ik weer verkeerde gangen gaen.
Nooit zal ik weer uw heete gramschap wekken.
Zoo zal uw macht my zelfs tot troost verstrekken.
Met myne ziel! zy beeft voor uw gezicht,
Zy siddert voor dien uitgetrokken degen,
En 't schittrendt zwaert. Och, och, wie kan hier tegen?
Genaê! nogh eens, myn Heilant, och, Genaê!
Op dat ik niet in dit gevaer verga.
Ik zondigde. O Behouder van de menschen,
Wat kan ik doen? ja zelfs, wat kan ik wenschen,
In dezen staet dus tegen u gestelt?
Gy hebt my door uw wapens neergevelt,
En my geheel ontwapent. Myn verlangen
Is nu alleen, dat ik uw krygsgevangen
Lyfeigen u mag dienen gansch en al.
Ik geef my zelve u over, en ik zal,
Als een slavin, ja minste der slavinnen,
Door trouwen dienst vergeving zien te winnen.
Nooit zal ik weer myn' winnaer tegenstaen.
Nooit zal ik weer verkeerde gangen gaen.
Nooit zal ik weer uw heete gramschap wekken.
Zoo zal uw macht my zelfs tot troost verstrekken.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Remake of image, not mirrored, in: Peccavi [6] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629)) [Compare]
- Compare Quarles, Emblems, divine and moral, embl. 3.6
References, across this site, to this page:
- Peccavi [6] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629))
Iconclass
The human soul kneels in submission for sacred love who is dressed as a soldier and holds two swords- God's perfections [11A23]
- Christ and the Soul [11D51]
- devotion, piety; 'Divotione' (Ripa) [11Q0]
- nimbus, halo ~ radiance emanating from persons or things [22C311]
- birds (+ wings of an animal) [25F3(+342)]
- forest, wood [25H15]
- kneeling on both knees - AA - female human figure [31AA2331]
- arm stretched forward - AA - both arms or hands (+ begging) [31AA2512(+93231)]
- youth, adolescent [31D12]
- adolescent, young woman, maiden [31D13]
- the soldier; the soldier's life [45B]
- hacking and thrusting weapons: sword [45C13(SWORD)]
- armour [45C22]
- helmet [45C221]
- master ~ slave (+ variant) [46A182(+0)]
- Readiness to Comply (+ emblematical representation of concept) [53CC21(+4)]
- Pleading (+ emblematical representation of concept) [53CC32(+4)]
- Submission; 'Forza minore da maggior forza superata' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [54FF15(+4)]
- the dialogue ~ Job discussing with his friends (with BOOK CHAPTER:VERSE) [71W62(7:20)3]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(PECCAVI. QUID FACIAM TIBI, O CUSTOS HOMINUM)]