Ni spirat immota. [33]
Stat mola non moto non mota volatica vento:
Sic tua ni spiret gratia truncus ero.
Sic tua ni spiret gratia truncus ero.
Het gheen dat my verheught, moet ick van buyten haelen,
Het gheen dat my bevveeght, moet van een ander daelen,
Oft anders ben ick still’. ick moet vvel stille staen.
O dat de vvint eens quam, zoo moght ick vveder gaen.
Dat haren adem slechts (den oorspronck van mijn leven)
Wt haren blyden mondt een vvindeken vvou gheven
Op mijn beladen hert, ten minsten van ter zy:
Nu ben ick sonder haer, nu ben ick sonder my.
Het gheen dat my bevveeght, moet van een ander daelen,
Oft anders ben ick still’. ick moet vvel stille staen.
O dat de vvint eens quam, zoo moght ick vveder gaen.
Dat haren adem slechts (den oorspronck van mijn leven)
Wt haren blyden mondt een vvindeken vvou gheven
Op mijn beladen hert, ten minsten van ter zy:
Nu ben ick sonder haer, nu ben ick sonder my.
Ainsi que sans le gré de l’halaine venteuse,
Du marbre brise-grain, ne tourne le resort.
Ainsi, de ta faueur, mon ame langoureuse,
Madam’ attend l’arrest, ou de vie ou de mort.
Du marbre brise-grain, ne tourne le resort.
Ainsi, de ta faueur, mon ame langoureuse,
Madam’ attend l’arrest, ou de vie ou de mort.
Literature
- "Windmills occur frequently in Dutch art as visual accents (...), but are surprisingly rare as a primary motif." (Walford, 57) Walford, Jacob van Ruisdael and the Perception of Landscape
Sources and parallels
- Parallel in the 1601 edition: motto and subscriptio the same, pictura partly mirrored: Ni spirat, immota [9] (in: Daniël Heinsius, Quaeris quid sit Amor (c. 1601)) [Compare]
- Parallel in the 1608 edition: motto and subscriptio the same, pictura partly mirrored. Ni spirat immota [9] (in: Daniël Heinsius, Emblemata amatoria (1607/8)) [Compare]
- Windmill and sleeping man: Sambucus, Emblemata, embl. 75
- Another use of typical Dutch elements within this book: In lubrico. [20] (in: Daniël Heinsius, Ambacht van Cupido (1613)) [Compare]
- Typical Dutch elements also used by Cats in:Dominae, quo me vocat, aura. [29] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627)) [Compare]
- Typical Dutch elements also used by Cats in:Dominae, quo me vocat, aura. [28] (in: Jacob Cats, Proteus (1618)) [Compare]
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Comments
In deze pictura zien we een windmolen in een landschap met wat heuvels, gras, bomen en een paar wolken. In de zeventiende
eeuw werden windmolens vaak gebruikt in de strijd tegen het oprukkende (zee)water. De windmolen draait niet, want er is geen
wind, zoals we ook in het bijschrift kunnen lezen. De wieken van de molen staan in de 'lange ruststand'. Een molen was altijd
een belangrijk middelpunt in de omgeving en werd daarom gebruikt om de gemeenschap op de hoogte te stellen van het wel en
wee in het molenaarsgezin, het dorp of de regio. Met de stand van de wieken kon op grote afstand een boodschap worden doorgegeven.
Staan de wieken in X-formatie, zoals in deze pictura, dan geeft de molenaar te kennen dat zijn rust van langere duur is. De
molen staat dan 'overhoek' of 'overkruis'. Deze stand betekent hier dat de molen het dus al geruime tijd zonder wind heeft
moeten stellen. Uit het bijschrift zal duidelijk worden dat dit ook geldt voor de minnaar. Zo wordt een typisch Nederlands
tafereel gebruikt om te bewijzen dat de 'koude' Nederlander en de 'warme' liefde prima bij elkaar passen
Cupido is slechts op de achtergrond te zien. Hij hangt in de lucht en richt zijn pijl. Het is niet duidelijk waarnaar
hij richt. Op de achtergrond loopt een vrouw over een kronkelig pad. Het landschap ziet er lieflijk uit en het is stil, want
er staat geen wind. Op de voorgrond leunt een man voorovergebogen over een hekje dat rondom de molen staat. Zijn houding straalt
wanhoop uit. Zijn geliefde ziet hem blijkbaar niet staan of heeft hem zojuist afgewezen. Deze pictura beeldt daarom het contrast
uit tussen de rust van de natuur en het rusteloze verlangen van de minnaar.
De minnaar, die wordt genegeerd door de dame die hij liefheeft, wordt vergeleken met een windmolen die geen wind krijgt.
In de eerste vier regels van het bijschrift is de windmolen aan het woord. Hij kan niet bewegen als er geen wind staat. Hij
is er totaal afhankelijk van. Hij verlangt naar de wind, want dan kan hij verdergaan met draaien. Pas dan zal hij weer gelukkig
zijn.
In de laatste vier regels is de minnaar aan het woord die ook stil staat, met smart wachtend op een reactie van zijn
geliefde, maar die geeft zij hem niet. Hierdoor kan hij niet verder met zijn leven. Ook hij is volledig afhankelijk van een
zuchtje wind, maar dan uit haar mond. Haar wind is de oorsprong van zijn leven, oftewel: haar leven doet hem leven.