← Content: PreviousContent: Next →

De douceur amertume. [37]


he1613037pict

Back to top ↑
De douceur amertume.translation
Vidisti alveolis si fortè absynthia nasci,
Sic specie dulci torquet amarus amor.

Het honich1 soude2 zijn soet boven alle saecken3
Waert4 dat de liefde niet noch5 soeter placht te smaecken6.
De galle7 soude zijn het bitterst’ datmen8 vindt,
Waert datmen niet en9 vondt dat loose10 Venus kindt11.
Ses12 ponden13 bitter gal met honich overstreken14
Is datmen15 liefde noemt, daer van16 de menschen spreken.
Het soet17 comt uyt het suer18, het suer comt uyt het soet
Dat droeve blijtschap tsaem19, en’ blyde droefheyt voet20.

Lamour couure les coups d’une mortelle feinte,
Son philtre emmielé, se conuertit en fiel.
Ainsi voit le paysan souuvent croistre l’Absynthe,
Dans le ventre enciré, de ses ruches a miel.
pb38thumb


Back to top ↑

Translations

Bittere zoetheid.

Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:

    No references to this emblem or page found.

    Back to top ↑

    Iconclass


      Back to top ↑

      Comments

      De pictura toont een honingraat waarop een tak van alsem geënt is. Op de achtergrond vuurt Cupido vanuit de lucht zijn pijl af op een vrijende paar onder de bomen, een treurende minnaar zit alleen op een kale heuvel.
      Dit embleem heeft een ontnuchterende boodschap voor wie liefde ziet als het mooiste dat er is: het is slechts een zoet laagje dat de grote hoeveelheid 'bittere' ellende die eronder zit bedekt: 'Ses ponden bitter gal met honich overstreken'. Wie geschoten wordt door Cupido's pijl en geraakt wordt door de liefde kan dus niet alleen blijdschap verwachten, maar vooral droefheid. Blijdschap en droefheid gaan in de liefde onlosmakelijk samen. In de titel van dit embleem wordt de liefde niet voor niets omschreven als 'bittere zoetheid'.
      De pictura en de tekst spreken elkaar tegen waar het gaat om de verhouding zoet en zuur: in de pictura is de honingraat bijzonder groot, terwijl de alsem slechts een daarop geënte tak is. De tekst zou juist doen vermoeden dat de alsemstruik groot is met een klein honingraatje erin. In de pictura wordt het bitterzoete van de liefde op twee manieren gesymboliseerd: door het vrijende paartje dat zich duidelijk het zoet van de liefde laat smaken, terwijl verderop een afgewezen minnaar in zijn eentje zit te treuren en door de alsemtwijg - een van de bitterste kruiden - die uit de enorme honingraat groeit.
      De afgewezen minnaar is een petrarkistisch motief: zijn liefde wordt niet vervuld, maar hij proeft volop het bitterzoete ervan: hoop en vreugde bij het zien van zijn aanbedene en wanhoop en verdriet omdat hij niet bij haar kan zijn. Ook het minnende paartje is petrarkistisch: de plaats van de eerste omhelzing is doorgaans een tuin of boomgaard. Dit paartje vrijt voor het eerst; - Cupido is nog bezig zijn pijlen op hen te schieten - en ze hebben daarvoor een lieflijk plekje gekozen onder een boom. Er gaat echter ook een waarschuwing van dit plekje uit: de honingraat met de alsem voor hun neus laat hen weten dat de liefde zoet kan smaken, maar tegelijk ook bitterheid met zich meebrengt.
      Honing en zoetigheid zijn in de literatuur vaak tegenover gal en alsem gezet. Bijvoorbeeld door Heinsius' tijdgenoot J. van der Veen die in 1642 in zijn Zinne-beelden, oft Adams Appel schreef: 'Haar valsche lippen zijn met hoonigh-zeem bestreken, Wiens nae-smaeck bitter is als alssem ofte roedt.'


      Back to top ↑

      Notes

      1
      honich: honing
      2
      soude: zou
      3
      soet boven alle saecken: zoeter dan al het andere
      4
      Waert: Ware het dat
      5
      noch: nog
      6
      smaecken: smaken
      7
      galle: gal
      8
      datmen: dat men
      9
      en: dit is een bijtrekking bij 'niet' en blijft onvertaald
      10
      loose: sluwe
      11
      Venus kindt: Cupido
      12
      Ses: Zes
      13
      ponden: ponden (gewichtseenheid)
      14
      overstreken: bestreken
      15
      datmen: wat men
      16
      daer van: waarover
      17
      soet: zoet
      18
      suer: zuur
      19
      tsaem: tezamen
      20
      voet: voedt/voortbrengt