Mon mal me suit. [47]
Quo fugis ah demens? sequitur te pæna, sequuntur
Iumentum ut scabræ pondera dura molæ.
Iumentum ut scabræ pondera dura molæ.
Het gene dat ick vlie1 dat moet ick selve draegen,
Ick voere waer ick gae het geen dat my doet klaegen.
Ick wend' my hier end' daer, ick ben noch even blendt.
Ick gae, ick keer, ick kom, 'tbeginsel is het endt.
'Tsy dat ick blijde ben, 'tsy dat ick ben verbolgen,
Het gene dat ick vlie, dat moet ick selve volgen.
Daer ick gae is mijn liefd', ick moeter doch wel aen,
Ick most my selven eerst, woud' ick mijn brandt ontgaen.
Ick voere waer ick gae het geen dat my doet klaegen.
Ick wend' my hier end' daer, ick ben noch even blendt.
Ick gae, ick keer, ick kom, 'tbeginsel is het endt.
'Tsy dat ick blijde ben, 'tsy dat ick ben verbolgen,
Het gene dat ick vlie, dat moet ick selve volgen.
Daer ick gae is mijn liefd', ick moeter doch wel aen,
Ick most my selven eerst, woud' ick mijn brandt ontgaen.
Comme un cheval trainant une meule pesante
Je suis en mon tourment, malheureux empesché
Je suis ce qui me fuit, & tousiours se presante
A mes talons fuiantz le uengeur attaché
Je suis en mon tourment, malheureux empesché
Je suis ce qui me fuit, & tousiours se presante
A mes talons fuiantz le uengeur attaché
Literature
Sources and parallels
- Parallel in the 1601 edition: motto, pictura and subscriptio are the same: Mon mal me suit [22] (in: Daniël Heinsius, Quaeris quid sit Amor (c. 1601)) [Compare]
- Parallel in the 1608 edition: motto, pictura and subscriptio are the same: Mon mal me suit [22] (in: Daniël Heinsius, Emblemata amatoria (1607/8)) [Compare]
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Comments
De pictura toont Cupido, zittend op een paard, met beide benen aan één kant. Zijn ogen lijken gesloten. Hij houdt in zijn
rechterhand pijl en boog, klaar voor gebruik naar het lijkt. Het paard heeft oogkleppen op en beweegt een molensteen voort.
Dit alles vindt plaats in een ronde ruimte waar een paar kleine spleten in de muur zitten als ramen en een opening als deur.
Van de buitenwereld is niets te zien, alle aandacht gaat uit naar Cupido en zijn bezigheden.
In de Nederlandse subscriptio is de minnaar aan het woord. Hij schets een situatie waarin de liefde zo sterk is dat hij die
niet kan ontvluchten, en waaraan ook geen begin en einde te ontdekken is. De minnaar is zo doende te vergelijken met het paard
in de pictura. Net als dat paard draagt hij datgene wat hij probeert te ontvluchten - de liefde - altijd mee.
Notes
het [...]: datgene wat ik ontvlucht