Concordance - under construction

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

zaet [1]	sonde want zijn zaet blijft in hem
zeale [1]	That there his zeale devotion and his
zeden [4]	men de goede zeden als met vinghers de leere der zeden maer oock selfs sulter stoffe sien ten goede vande zeden hoe bequaem de Leer van goede zeden
zeden-plicht [1]	het tweede deel tot aen den zeden-plicht
zeden-snoer [1]	En 't rechte zeden-snoer aen hondert stucken
zee [13]	midden inden brant te midden inde zee eer oock uyter zee gesprooten son was inde zee gedoken woondet ghy in zee en meer als heeft het noch behouden van der zee Oock brant in zee Wat seyltmen over zee in alle vreemde De diepten vander zee nu leyt hy hier uyt de zee ghetogen midden in de zee en door de Schoon al de Zee quickzilver waer De gantsche zee waer enckel gout scheyt ons menichmael zee rotsen ende dalen
zee-gedrochten [1]	ick voor desen sach by ander zee-gedrochten
zeelandt [1]	geestigh volck uyt Zeelandt wegh getogen
zeelant [3]	Ic weet dat Zeelant is een winckel Die Zeelant op een dagh Off Zeelant oock wel sou
zeer [1]	dien op sijn zeer voelt geraeckt te
zeeus [1]	Ghy zeeus en soet geslacht
zeeusche [3]	AENDE Zeeusche Ionck-vrouwen GHESCHREVEN Gheduerende aen in ronde zeeusche tael En deed' het Zeeusche diep vermeeren door
zeeuwen [3]	ghy nu waer sijt ghy trage Zeeuwen Neen ronde Zeeuwen neen al heeft Maer segt eens Zeeuwen segt wat is
zegen [1]	is een soete vreugt een heymelijcke zegen
zeghen [3]	is dickmael pijn in plaghen volle zeghen De zeghen met den vloeck huys met alle zeghen vult
zele [1]	de qui le zele n'a nul lieu
zeno [1]	animose convertit Et Zeno omnibus rebus naufragio
zich [1]	Soo steltse zich gherust en singht
ziel [14]	Een droeve ziel geneest een treurich Goet bloet Ia Ziel om een dienstbare Vermaken van de Ziel de weghen naer Om dat u ziel hier naer een Lief sijn tweede ziel sijn vreught sijns Heyl in de ziel en Deught in't als de gantsche ziel met plaghen is De ziel heeft menichmael haer die houdt de ziel ghevanghen zijn o weerde ziel wat zijn doch zijn tot inde ziel ten dienste van Ons ziel een licht dat te meer mijn ziel geduerich hijgen aen dan weerde ziel verlaet den ouden
ziele [4]	en weet de Ziele niet dwangh een reine ziele vry Terwijl de ziele klaeght haer troost dan als de ziele rust
zielen [1]	Die op de zielen daelt door onbekende
zijde [1]	zijnde aen d'een zijde geleydt ende nu
zijn [59]	Emblemata inder daet zijn dien sal ick ick antwoorden dattet zijn stomme beelden ende voelt geraeckt te zijn al stil-swygende en soetelijck verleydt wesende zijn verwect geworden om werelt wil bedrogen zijn Godt gave dat binnen vervult te zijn met goede ende ghelaten die slae zijn oogen met aendacht een volmaeckt sinne-beelt zijn vereyschende hy sal wederom te rechte zijn ghebracht eens nedersloegh door zijn verwoede macht dat onder u zijn veelderhande saecken al greep uit zijn geheele macht Soo sal ick zijn de eerst die En halen in zijn plaets d'eerwaerde Reden maer het ware Zijn eens sien waer med' kan zijn ghevoet den bequamen wegh als die onwillich zijn wert gheseyt te zijn ghekomen af in vreught ghestelt zijn sullen en ghetreur en de Min zijn twee verscheyden saecken daer geen voncken zijn daer isset aen Wy zijn te vooren dood u begeeren en zijn lust En zijn van eersten aen boven komt Al zijn het harde slaghen meest mach doen zijn eyghen sin die wenst te zijn gherust Wanneer't zijn oude parten krijght En quetst zijn eyghen meester wel om niet te zijn gevangen Waer twee gheworden zijn tot een schoon hy op zijn saken let Wat zijn o weerde ziel weerde ziel wat zijn doch al de ons Rosemont wy zijn des liefdes pijlen Veel menschen zijn beleeft en weten Wy zijn tot inde ziel Sy wenscht te zijn gevat om niet zijn gevat om niet gevat te zijn Ach hoe ydel zijn de sorghen voor princen gheraden zijn oft niet pleghen hy vreest te zijn genesen magh niet ledich zijn of stil haer troost te zijn verloren van druck te zijn bevrijt een ander krijght zijn wensch Wy twee zijn nu maer een Des zijn wy t'samen een Niet zijn en sal als Die tegens stroom zijn schuytjen roeyt Dient nimmermeer te zijn vermoeyt Hy is terstont zijn voordeel quijt Midts t'wijl zijn riemen liggen stil en wenscht terstont om ongetrout te zijn 't Zijn voor eerst wel Of op zijn bedd' leyt uytghestreckt gheen sonde want zijn zaet blijft in werelt doen daer zijn bedeckte weghen huyt en kan mijn lief niet zijn
zijnde [3]	de dicht-konste gedreven zijnde hadde nu ende als doen besich zijnde aen d'een zijde evenwel nochtans gestooten zijnde vervult de omstanders
zijnder [5]	Noch zijnder over al veel Daer zijnder in het landt En zijnder noyt ghesien en noyt ghesien en zijnder noyt ghevonden Wat zijnder al gheslepen gasten
zijnen [1]	mette pees van zijnen boogh te hoop
zijt [8]	leser maer gesint zijt hier wat te die een Christen zijt ghenaemt Ghy daerom wieje zijt die wenst te geduerich uyt ghy zijt in alle feesten Ghy zijt al weetjet niet ghylieden sonder kastydinghe zijt so zijt ghy kastydinghe zijt so zijt ghy dan bastaerden Ghy die oyt zijt een stap ghenaerdert
zijtje [1]	en was Ghesellen zijtje wijs
zizania [1]	venit inimicus superseminavit Zizania in medio tritici
zoar [1]	placidum Loth duce Zoar adi
zona [1]	hymen thalamos sit zona soluta puellae
zonaras [1]	Rationem acute tangit Zonaras tueri quaesita inquit
zonula [1]	habens aliquid in zonula contra
zot [1]	Bedreven heb die zot doch nimmer geyl
zoylus [1]	Zoylus crimen quod petit intus habet
zy [4]	dat een yeder zy tolck ende vertaelder van dit werck zy in het opschrift beduyt mijn dunct zy wil een man gingh opte maet zy hadde leeren springen
zyn [2]	is sonder kracht zyn herte sonder gheest soeckje niet te zyn bespot