Sonnet
SONNET.
Orpheus niet altijt sijn herp' houdt hoogh ghestelt,
En speelt der Reusē strijt, hoe bergh op bergh sy dragen
In alder Goden spijt, en hoe met donder-slaghen
Den blixem van Iupijn hun hooghmoedt neder velt.
Hertoont sijn herp' somtijts, speelt lieflick, en vertelt
Hoe Venus self ghevaen in haer Cupidoos laghen
Adonis troetelt, kust, vervolght door bosch en haghen,
En hoe met bitter soet de Liefde soetlick quelt:
So doet ghy ook Van Veen; na d'arbeyt swaer en leerlik,
Om wel te beelden uyt Horatij spreucken heerlick,
Cupido ghy vertoont in wesen, doen, en macht.
Een springer wel bedacht om wijt en verr' te springhen,
Veel schredē treedt te ruggh': 't gestaeck van sware dingen,
Met yet dat boerdich is, vernieut de lust en kracht.
Cornelis Boel.
Orpheus niet altijt sijn herp' houdt hoogh ghestelt,
En speelt der Reusē strijt, hoe bergh op bergh sy dragen
In alder Goden spijt, en hoe met donder-slaghen
Den blixem van Iupijn hun hooghmoedt neder velt.
Hertoont sijn herp' somtijts, speelt lieflick, en vertelt
Hoe Venus self ghevaen in haer Cupidoos laghen
Adonis troetelt, kust, vervolght door bosch en haghen,
En hoe met bitter soet de Liefde soetlick quelt:
So doet ghy ook Van Veen; na d'arbeyt swaer en leerlik,
Om wel te beelden uyt Horatij spreucken heerlick,
Cupido ghy vertoont in wesen, doen, en macht.
Een springer wel bedacht om wijt en verr' te springhen,
Veel schredē treedt te ruggh': 't gestaeck van sware dingen,
Met yet dat boerdich is, vernieut de lust en kracht.
Cornelis Boel.