Fumo pascuntur amantes. [12]
[blanco]
[blanco]
[blanco]
Van Roock werd' ick ghevoet.
Men hout dat Venus kint coop-handel gaet aengrijpen,
Sijn waren zijn taback, dan t'gaet meest om met pijpen,
Sijn cramery is roock, roock is sijn beste vont,
Hy blaest roock uyt sijn neus, hy spout roock uyt sijn mont:
Roock is sijn rijck, vol roocx is gans het hof der minnen,
Met enckel roock en damp vertwijfelt hy ons sinnen:
Hy schenct ons roock voor dranck, roock hy ons t'eten geeft,
Heel Venus burghery niet dan van roock en leeft.
Sijn waren zijn taback, dan t'gaet meest om met pijpen,
Sijn cramery is roock, roock is sijn beste vont,
Hy blaest roock uyt sijn neus, hy spout roock uyt sijn mont:
Roock is sijn rijck, vol roocx is gans het hof der minnen,
Met enckel roock en damp vertwijfelt hy ons sinnen:
Hy schenct ons roock voor dranck, roock hy ons t'eten geeft,
Heel Venus burghery niet dan van roock en leeft.
Fy! die roock eet, en beter weet.
Den salamander suyght spijs' uyt de lucht en winden,
Den crekel weet sijn aes, int nat des daus, te vinden;
Damp van taback maet-roos en vreught, en voetsel gheeft,
Den hovelinck, voor al, niet dan van roock en leeft:
Roock is der Princen gunst, als roock coomt op-gheresen,
En wasemt door de lucht, het schijnt wat vreemts te wesen:
Maer alsment wel door-tast, dan ist niet dat het schijnt,
Roock, en der Princen gunst, rijst haest, en haest verdwijnt.
Den crekel weet sijn aes, int nat des daus, te vinden;
Damp van taback maet-roos en vreught, en voetsel gheeft,
Den hovelinck, voor al, niet dan van roock en leeft:
Roock is der Princen gunst, als roock coomt op-gheresen,
En wasemt door de lucht, het schijnt wat vreemts te wesen:
Maer alsment wel door-tast, dan ist niet dat het schijnt,
Roock, en der Princen gunst, rijst haest, en haest verdwijnt.
Wanneer Maetroos maer heeft een pijp Taback gedroncken,
Hy suysebolt, en swiert, al waer hy wel beschoncken;
Den Salamander leeft alleenlijck vanden wint,
Den Krekel inden dau zijn voetsel soeckt en vint.
Een weynich spijs, en dranck, can ziel en lijf vermaken:
Elck heeft ghenoech, die maer zijn gierich hart can staken;
Die meest begeert, heeft minst: des wildy zijn gherust,
Vermeerdert niet u goet, maer mindert quade lust.
Hy suysebolt, en swiert, al waer hy wel beschoncken;
Den Salamander leeft alleenlijck vanden wint,
Den Krekel inden dau zijn voetsel soeckt en vint.
Een weynich spijs, en dranck, can ziel en lijf vermaken:
Elck heeft ghenoech, die maer zijn gierich hart can staken;
Die meest begeert, heeft minst: des wildy zijn gherust,
Vermeerdert niet u goet, maer mindert quade lust.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Fumo pascuntur amantes. [13] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627)) [Compare]
- Amor, smoke, in: Merx Amoris [10] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
- Amor, smoke, in: De liefde voed ons met hoop [29] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703)) [Compare]
- Amor, smoke, in: Quàm grave servitium, quod levis esca parit? [13] (in: anonymous, Typus mundi (1627)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Merx Amoris [10] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629))
- Fumo pascuntur amantes. [13] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627))
- De liefde voed ons met hoop [29] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703))
- Quàm grave servitium, quod levis esca parit? [13] (in: anonymous, Typus mundi (1627))