VI.
INLEYDINGHE TOTTE LEERE DER SEDEN
. AEN ALLE ROOCK-ETERS, TABACK-BLASERS LIEF-HEBBERS DER YDELHEYT.
Inleydinghe totte leere der Seden
. Aen Alle Roock-eters, Taback-blasers lief-hebbers der ydelheyt.
Wat suychdy 't lijf vol roockx? en vult u maech met dampen?
Wat eetj' aen lucht en wint, en ydelheyt vol rampen?
Aen spijs die niet en voet? aen cost die tranen cost?
En die, van daer sy quam, haest weder wert ghelost.
Wegh wasem sonder lijf, wegh hopen, vreesen, wanen,
Wegh vreught, vol onghenucht, daer hoest, en quijl, en tranen,
En suyselingh van breyn het spel ten lesten ent.
Kè! vrient tot vaster spijs u hart voortaen ghewent.
Wat suychdy 't lijf vol roockx? en vult u maech met dampen?
Wat eetj' aen lucht en wint, en ydelheyt vol rampen?
Aen spijs die niet en voet? aen cost die tranen cost?
En die, van daer sy quam, haest weder wert ghelost.
Wegh wasem sonder lijf, wegh hopen, vreesen, wanen,
Wegh vreught, vol onghenucht, daer hoest, en quijl, en tranen,
En suyselingh van breyn het spel ten lesten ent.
Kè! vrient tot vaster spijs u hart voortaen ghewent.
Desinit in lachrimas
.
1
Quid fumos, malesane, voras fluidumque vaporem?
Quid placet, e misero qui redit ore, cibus?
Hoc quod amas, dolor est; aut empta dolore voluptas,
Testis erit, lachrimis quae tibi mala fluit:
Testis erit tremuli vertigo molesta cerebri,
Quaeque agitat calidum tussis anhela iecur.
Ergo mali fugiens deliramenta vaporis,
Pasce magis solido corpus inane cibo.
Quid fumos, malesane, voras fluidumque vaporem?
Quid placet, e misero qui redit ore, cibus?
Hoc quod amas, dolor est; aut empta dolore voluptas,
Testis erit, lachrimis quae tibi mala fluit:
Testis erit tremuli vertigo molesta cerebri,
Quaeque agitat calidum tussis anhela iecur.
Ergo mali fugiens deliramenta vaporis,
Pasce magis solido corpus inane cibo.
Au Iouvenceau mange-fumée, c'est a dire, Amateur de vanitez
.
2
Que fais tu, malheureux, ton corps, ton cœur est vuide,
Que manges tu brouillarts? viande plus solide
Te duira bien mieux; mets vanitez dehors,
Et prens, ce que te peut nourir & cœur, & corps.
Que fais tu, malheureux, ton corps, ton cœur est vuide,
Que manges tu brouillarts? viande plus solide
Te duira bien mieux; mets vanitez dehors,
Et prens, ce que te peut nourir & cœur, & corps.
Facsimile Images
Translations
Literature
Sources and parallels
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Comments
Aan het eind van het eerste deel van de
editio princeps
, dus nog achter het 'Harders-liet' (
Silenus
. Middelburg 1618, 119-120) laat Cats de volgende drie gedichtjes volgen. Hij grijpt dan terug op de prent met de
tabaksroker -in een 'naschriftje' zegt hij: ''t Beelt hier op passende, is den Taback-blaser. Siet hier vooren het twaelfde
Sinne-beelt'- en hij wijst vooruit naar de erop volgende afdeling:
Notes
Het eindigt in tranen.
Wat eet je, waanzinnige, rook en vluchtige damp?
Waarom bevalt jou voedsel dat weer uit je ongelukkige mond komt?
Waar je van houdt, betekent verdriet of genot, gekocht met verdriet.
Daarvan zullen de tranen die over je wangen stromen getuigen,
daarvan zal een vervelende duizeligheid in een draaierig hoofd getuigen
en een hijgende hoest die de verhitte lever laat schokken.
Dus vlucht voor de waanzin van de schadelijke damp
en voed liever het lege lijf met stevige kost.
Volgens de klassieke opvattingen over de vier lichaamssappen werd in de lever onder meer het hete en vochtige bloed
gemaakt. Zie: J. van Beverwijck,
De schat der gezondheid
. Ed. L. van Gemert. Amsterdam 1992, 166-167.
Aan de rook-etende jongeling, dat wil zeggen, liefhebber van ijdelheid.
Wat doe je, ongelukkige, je lijf en je hart is leeg; waarom eet je dampen? Vastere kost zal je beter doen standhouden. Houd
ijdelheid buiten en neem dat wat zowel het hart als het lijf kan oeden.