Sibi nequam, cui bonus. [33]
[blanco]
[blanco]
[blanco]
Sick self quaet, niemant nut.
Vrijt met een lustich hart. wat crencktmen lijf off sinnen
Door al te grooten brant? 't Pertrijs wert vet van minnen:
Een voghelken dat sick onthout ontrent den Nyl,
Eet sat, en niet te min bedient den Crocodyl.
Wel wat een sot bestaen! dat door een heet verlanghen
Sick yemant voor de deur van zijn vriendin gaet hanghen?
Stroyt ghy daer bloemkens veur: en, soeckj' uw's liefs gerijf,
Behout een cloeck verstant, en blijft ghesont van lijf.
1 La Perdris s'engraissit a couvrir la femelle. Plutarch.
2 Van dit Voghelken Trochilos ghenaemt siet Plin. lib. 8. cap. 25.
Door al te grooten brant? 't Pertrijs wert vet van minnen:
Een voghelken dat sick onthout ontrent den Nyl,
Eet sat, en niet te min bedient den Crocodyl.
Wel wat een sot bestaen! dat door een heet verlanghen
Sick yemant voor de deur van zijn vriendin gaet hanghen?
Stroyt ghy daer bloemkens veur: en, soeckj' uw's liefs gerijf,
Behout een cloeck verstant, en blijft ghesont van lijf.
1 La Perdris s'engraissit a couvrir la femelle. Plutarch.
2 Van dit Voghelken Trochilos ghenaemt siet Plin. lib. 8. cap. 25.
Onder vrientschaps schijn, besorght hy 't sijn.
Als 't conincxken met vlijt ontrent de Nylsche stranden,
Bedient den crocodil en peutert hem sijn tanden,
Wat meendy dat het souckt des crocodils ghemack?
Neen, 't heeft wat anders voor; het vult sijn eyghen sack.
Veel roupter hoogh en luyt, Diane van Ephesen ,
Maer, soo ghy't wel door-siet, het sal wat anders wesen.
Neemt hier op u ghemerck: die slockt ghelijck een struys,
En sorght niet voor 't ghemeen, maer voor sijn eygen huys.
Bedient den crocodil en peutert hem sijn tanden,
Wat meendy dat het souckt des crocodils ghemack?
Neen, 't heeft wat anders voor; het vult sijn eyghen sack.
Veel roupter hoogh en luyt, Diane van Ephesen ,
Maer, soo ghy't wel door-siet, het sal wat anders wesen.
Neemt hier op u ghemerck: die slockt ghelijck een struys,
En sorght niet voor 't ghemeen, maer voor sijn eygen huys.
Wanneer den Crocodil sijn hollen muyl doet open,
Den Trochilus die comt terstont daer in ghecropen;
En t'wijl het yslijck beest van satheyt rispt en braeckt,
Het voghelken, met angst, sijn tanden schoone maeckt,
Al om een weynich aes: waert niet een soeter leven,
Te nutten slechter spijs, en vry door t'wout te sweven?
Den mensch stelt lijf en ziel tot s'duyvels vuyl ghebruyck,
En dat (o schand!) alleen tot dienste van den buyck.
Den Trochilus die comt terstont daer in ghecropen;
En t'wijl het yslijck beest van satheyt rispt en braeckt,
Het voghelken, met angst, sijn tanden schoone maeckt,
Al om een weynich aes: waert niet een soeter leven,
Te nutten slechter spijs, en vry door t'wout te sweven?
Den mensch stelt lijf en ziel tot s'duyvels vuyl ghebruyck,
En dat (o schand!) alleen tot dienste van den buyck.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Sibi nequam, cui bonus. [34] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Sibi nequam, cui bonus. [34] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627))