← Content: PreviousContent: Next →

Ex vulnere pulchrior. [8]


beeld008

Back to top ↑
[blanco]
Die wont, maect ghesont .
De naeld' is u pinceel, u verwen zijn de sijden;
Het velt dat voor u leyt, can met een bloem-hof strijden.
Ghy opent, en sluyt toe: ghy heelt, dat ghy door-steeckt:
Ghy geeft, meer als ghy neemt: ghy maect, meer dan ghy breect.
U naelde boort een gat, u draet vervult de steke:
Lief, handelt soo met my, hout al de selve streke;
Ghy weet, ick ben ghequetst door uwen soeten mont;
Wel aen, gheneest de smert daer me ghy gaeft de wont.
[blanco]
Rijkende cruyden, stinckende luyden.
Ghy neemt ghepleckt satijn (wy sien u loose kueren)
En, daer de vlecken zijn, bedeckt ghy't met bordueren;
Siet dus bedrieghtmen 't oogh: men siet niet een ghebreck,
En even-wel, daer 'tgout meest blinckt, daer schuylt de vleck.
Veel worter schoon gheacht, diet niet en zijn; men vinter
Die blosen als een krieck, oock midden inde winter:
Maer wie daer even schoon tot alle stonden blinckt,
Is leelijck; meesten-deel die steeds wel rijckt die stinckt.
[blanco]
IACOB. 1. 12.
Salich is den man die versoeckinghe verdraecht, want als hy beproeft sal zijn, sal hy de croone der heerlijckheyt ontfanghen.
Al gaet ghy t'wit Satijn door-steken en doorkerven,
Schoon Maghet, even-wel en wilt ghy't niet bederven,
Want, siet! soo haest u hant van steken haer onthout,
De wond' is gaeff en heel, de Steke blinckt vant gout.
O mensche, wie ghy zijt, en toont u niet t'onvreden,
Als God doorwont u hart met druck en swaricheden,
T'is niet tot u verderff: Siet Godes wonder hant
Gheneest, oock alsse quetst; vercoelt, oock alsse brant.


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels



    Back to top ↑

    Iconclass