Denk op 't eynde [18]
XVIII.
Denk op 't eynde.
Amore langueo.
Liefdesmert.
Ik ben krank van Liefde.
XVIII.
GEZANG.
Vois: Sont mille Tormenti.
Of
Ik hoorde dees dagen, een maagdeke klagen.
HOe slaat gy / uit Liefde / te mywaars / aan 't kwynen? bis
De winter / is aan het / verdwynen.
Staat op dan / myn schoone / vriendinne / myn duyve. bis
Op dat eens / uw onheil / verstuive. bis
O! dat is de stemme van mynen beminden.
Waar zal ik, waar zal ik hem vinden?
Hier in het gewoel van dit werreltse leven?
O neen! hy zit hooger verheven.
Zyn woning, waar in hem, alle Engelen loven,
Die gaat ons, begrip ver, te boven.
Wat schoonheit, op aarde, den pryz waand te stryken,
By hem is, geen schoon, te gelyken.
De zonne, hoe schoon zy, haar glinstrende stralen,
Vol liefde op het aardryk laat dalen,
Ziet ylings haar glanssen vergaan, en verdwynen,
Zoo dra haar zyn glans komt beschynen.
Uit hem is, al wat men hier schoon noemt, geboren:
En buiten hem gaat het verloren.
In hem is dat eewige, en Eenige Wezen;
Waar uit alle schoon is gerezen.
En zou zulk een minnaar myn ziele niet blaken,
Om na zyne Liefde te haken?
Och! ging my dit vleeslyk gestel maar begeven!
In hem vond ik 't eewige leven.
Ik sterf in uw Liefde: in uw kruis in uw lyden,
O Bruigom van 't eewig verblyden.
Vertrooster der zielen, ey! blus myn verlangen!
Ik leg op den kruisweg gevangen.
Uw zugten, vol liefde, geloof en vertrouwen,
Die hebben, ô ziel u behouwen.
Uw beden die dringen myn Vader in de ooren.
Staat op dan: gy zyt uitverkoren.
O Liefde des Vaders! ik zie uwe sterre.
Myn Bruidegom is nu niet verre.
Omhelst hem ô ziel! is zyn ligt u verschenē?
Hy tragt zig met u te vereenen.
Myn Bruidegom ik sterf van Liefde: ik ken niet meer.
Hou moed myn ziel: ik kom tot uwe hulpe neer.
Vois: Sont mille Tormenti.
Of
Ik hoorde dees dagen, een maagdeke klagen.
HOe slaat gy / uit Liefde / te mywaars / aan 't kwynen? bis
De winter / is aan het / verdwynen.
Staat op dan / myn schoone / vriendinne / myn duyve. bis
Op dat eens / uw onheil / verstuive. bis
O! dat is de stemme van mynen beminden.
Waar zal ik, waar zal ik hem vinden?
Hier in het gewoel van dit werreltse leven?
O neen! hy zit hooger verheven.
Zyn woning, waar in hem, alle Engelen loven,
Die gaat ons, begrip ver, te boven.
Wat schoonheit, op aarde, den pryz waand te stryken,
By hem is, geen schoon, te gelyken.
De zonne, hoe schoon zy, haar glinstrende stralen,
Vol liefde op het aardryk laat dalen,
Ziet ylings haar glanssen vergaan, en verdwynen,
Zoo dra haar zyn glans komt beschynen.
Uit hem is, al wat men hier schoon noemt, geboren:
En buiten hem gaat het verloren.
In hem is dat eewige, en Eenige Wezen;
Waar uit alle schoon is gerezen.
En zou zulk een minnaar myn ziele niet blaken,
Om na zyne Liefde te haken?
Och! ging my dit vleeslyk gestel maar begeven!
In hem vond ik 't eewige leven.
Ik sterf in uw Liefde: in uw kruis in uw lyden,
O Bruigom van 't eewig verblyden.
Vertrooster der zielen, ey! blus myn verlangen!
Ik leg op den kruisweg gevangen.
Uw zugten, vol liefde, geloof en vertrouwen,
Die hebben, ô ziel u behouwen.
Uw beden die dringen myn Vader in de ooren.
Staat op dan: gy zyt uitverkoren.
O Liefde des Vaders! ik zie uwe sterre.
Myn Bruidegom is nu niet verre.
Omhelst hem ô ziel! is zyn ligt u verschenē?
Hy tragt zig met u te vereenen.
Myn Bruidegom ik sterf van Liefde: ik ken niet meer.
Hou moed myn ziel: ik kom tot uwe hulpe neer.
TOEPASSING.
VErwinnaar van de hel, en dood!
O troost, en toevlugt aller vromen!
Verdryver van onze angst, en nood
Tot yders hulp om laag gekomen:
O IESUS! schoone Bruidegom,
Van zoo veele uytverkore zielen!
Genadeschenker! kom, ay kom!
Eer ons de wellust doe vernielen.
Laat dog myn ziel, van 't aardse schuw,
Zig eens vereenigen met u.
VErwinnaar van de hel, en dood!
O troost, en toevlugt aller vromen!
Verdryver van onze angst, en nood
Tot yders hulp om laag gekomen:
O IESUS! schoone Bruidegom,
Van zoo veele uytverkore zielen!
Genadeschenker! kom, ay kom!
Eer ons de wellust doe vernielen.
Laat dog myn ziel, van 't aardse schuw,
Zig eens vereenigen met u.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Parallel (and probably source) for the pictura, the same Latin motto and French epigram in: Languor Amoris [64] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
- Parallel for the pictura (different facial expression, the tent not made of brocade), the same Latin motto and French epigram in: Langor amoris. [34] (in: anonymous, Amoris divini et humani antipathia (1628)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Langor amoris. [34] (in: anonymous, Amoris divini et humani antipathia (1628))
- Languor Amoris [64] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629))
Iconclass
The soul is lying on a cross under a canopy while sacred love is holding her pulse- God's perfections [11A23]
- the cross ~ symbols of Christ [11D12]
- radiance emanating from persons or things [22C31]
- cut flowers; nosegay, bunch of flowers [25G411]
- kneeling figure [31A233]
- lying figure - AA - female human figure [31AA236]
- adult woman [31D15]
- the soul during lifetime [31G1]
- canopy, baldachin [41A4231]
- patient, sick person [49G2]
- feeling pulse or heart-beat [49G316]
- Joy and Sorrow (+ emblematical representation of concept) [56BB1(+4):51KK1(+4)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ clothed) [56F2(+123)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(DENK OP 'T EYNDE)]