De gedaante dezer werrelt gaat voorby [44]
XLIV.
De gedaante dezer werrelt gaat voorby.
Amor humanus.
Menselyke Liefde, verderfelyke Liefde.
XLIV.
GEZANG.
Wyze: Al 't gekarm aan uw arm, al 't geween, &c.
WAs de mens
In zyn wens,
Hier op aard,
Niet ontaard.
Maar tot eygen nut geneygt.
Hy genas
Zig wel ras,
Van het kwaad,
Dat hem schaad,
En met grooter jammer dreygt:
Maar de smet van eygen Liefde,
Hem gezeten in het hart,
Hield, zoo dra zy hem doorgriefde,
In zyn doling hem verward.
Eygen waan,
Is de baan
Na 't verderf,
's Werrelts erf,
En van al wat daar aan kleeft.
Zond de mens,
In zyn wens,
Hart, en oog
Naar om hoog,
Daar volmaakter Liefde leeft.
Hy zou haast zyn kwaal ontdekken,
Die in 't goede kreupel gaat,
En geen Liefde zou hem trekken,
Van het geen Gods Liefde raad.
'T werrelts kind
Yvert blind,
Om het geen,
Hier beneen,
Pragt en ydle wellust bien.
'T loopt, en draaft,
Wroet, en slaaft,
Om het goed,
Daar 't gemoed
Niet als onrust in kan zien.
Wouw de mens dit overwegen;
Wierd hem de eyge Liefde eens veyl,
's Hemels Liefde vloog hem tegen,
En hy erfde 't Eewig heyl.
De Mens wil 't Hemelse, en hy kleeft het werreltse aan,
En dreygt de nood; dan is 't Heer! hoed ons wy vergaan.
Wyze: Al 't gekarm aan uw arm, al 't geween, &c.
WAs de mens
In zyn wens,
Hier op aard,
Niet ontaard.
Maar tot eygen nut geneygt.
Hy genas
Zig wel ras,
Van het kwaad,
Dat hem schaad,
En met grooter jammer dreygt:
Maar de smet van eygen Liefde,
Hem gezeten in het hart,
Hield, zoo dra zy hem doorgriefde,
In zyn doling hem verward.
Eygen waan,
Is de baan
Na 't verderf,
's Werrelts erf,
En van al wat daar aan kleeft.
Zond de mens,
In zyn wens,
Hart, en oog
Naar om hoog,
Daar volmaakter Liefde leeft.
Hy zou haast zyn kwaal ontdekken,
Die in 't goede kreupel gaat,
En geen Liefde zou hem trekken,
Van het geen Gods Liefde raad.
'T werrelts kind
Yvert blind,
Om het geen,
Hier beneen,
Pragt en ydle wellust bien.
'T loopt, en draaft,
Wroet, en slaaft,
Om het goed,
Daar 't gemoed
Niet als onrust in kan zien.
Wouw de mens dit overwegen;
Wierd hem de eyge Liefde eens veyl,
's Hemels Liefde vloog hem tegen,
En hy erfde 't Eewig heyl.
De Mens wil 't Hemelse, en hy kleeft het werreltse aan,
En dreygt de nood; dan is 't Heer! hoed ons wy vergaan.
TOEPASSING.
WAt gaat met 's werrelts min belaan,
De mens hier averegtse gangen!
Misleyd, bedrogen door zyn waan,
Blyft hy in hare strikken hangen.
Wat in de zee schuilt, of in 't Woud,
VVeet hy wel listig te agterhalen.
Maar waar zig 't hoogste goet onthoud;
Daar schynt hy altyt in te dwalen.
Zaagt gy ô mens eens opwaars aan,
Gy zoud op wisser wegen gaan.
WAt gaat met 's werrelts min belaan,
De mens hier averegtse gangen!
Misleyd, bedrogen door zyn waan,
Blyft hy in hare strikken hangen.
Wat in de zee schuilt, of in 't Woud,
VVeet hy wel listig te agterhalen.
Maar waar zig 't hoogste goet onthoud;
Daar schynt hy altyt in te dwalen.
Zaagt gy ô mens eens opwaars aan,
Gy zoud op wisser wegen gaan.
Translations
Literature
Sources and parallels
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Vulcan and Venus(?) holding the hands of blindfolded Cupid- other birds: dove [25F39(DOVE)]
- landscape with tower or castle [25I5]
- leading someone by the hand or wrist [31A25432]
- blindfold [31A3191]
- wooden leg [31A4152]
- mutilated person [31A419]
- heavenly love versus earthly love (+ variant) [33C82(+0)]
- family group, especially parents with their child(ren) (with NUMBER of children) (+ variant) [42B74(1)(+0)]
- quiver [45C23]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(DE GEDAANTE DEZE WERRELT GAAT VOORBY)]
- Vulcan and Venus (+ variant) [92B222(+0)]
- attributes of Vulcan (with NAME) [92B28(HAMMER)]
- attributes of Venus (with NAME) [92C48(DOVE)]
- (story of) Cupid, Amor (Eros) [92D1]
- attributes of Cupid: blindfold [92D18(BLINDFOLD)]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(BOW)]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(QUIVER)]