Aen den Konst-lievenden Leser.
Aen den Konst-lievenden Leser.
HOe groot / hoe sterck / hoe kloeck / hoe wijs / hoe rijck / hoe machtich /
Cupido 'tkleyne Kint is hen noch veel te krachtich:
Die Ionghe Dochters schoon in plaets van Pijlen voert/
Waer van men wort ghequetst / alsmen daer maer op loert.
Want hoe sou iemant sien en worden niet gheschoten /
De Kaecxkens van Yvoir / met Purper over-goten?
Hoe soumen konnen zien en worden niet ghewont /
Het lieffelick Corael van eenich rooder Mont?
Men heeft de Goden selfs / wt 's Hemels ruyme Salen
Sien tot de Meyskens blanc van boven neder dalen:
In't wesen van een Stier / oft een Sneeu-witte Swaen /
Als haer onsterffelijck Hert / met Liefde was bevaen:
Oock als een ander Dier / oft eenen Gouden Reghen /
Om haers Liefs strengh ghemoet / met giften te beweghen:
Dus lieten sy de Locht / en al haer Heerlijckheyt /
En stonden tot den dienst / van Aertsche Wijfs bereyt.
HOe groot / hoe sterck / hoe kloeck / hoe wijs / hoe rijck / hoe machtich /
Cupido 'tkleyne Kint is hen noch veel te krachtich:
Die Ionghe Dochters schoon in plaets van Pijlen voert/
Waer van men wort ghequetst / alsmen daer maer op loert.
Want hoe sou iemant sien en worden niet gheschoten /
De Kaecxkens van Yvoir / met Purper over-goten?
Hoe soumen konnen zien en worden niet ghewont /
Het lieffelick Corael van eenich rooder Mont?
Men heeft de Goden selfs / wt 's Hemels ruyme Salen
Sien tot de Meyskens blanc van boven neder dalen:
In't wesen van een Stier / oft een Sneeu-witte Swaen /
Als haer onsterffelijck Hert / met Liefde was bevaen:
Oock als een ander Dier / oft eenen Gouden Reghen /
Om haers Liefs strengh ghemoet / met giften te beweghen:
Dus lieten sy de Locht / en al haer Heerlijckheyt /
En stonden tot den dienst / van Aertsche Wijfs bereyt.