Aëra perlustrant & aquas [6]
Des Werelts lust // De meest onrust.
D'Een in de Locht syn Iacht, begherich zal aen vanghen,
De tweed' int Water Vischt, en Henghelt met verlanghen.
De derd' int Aertrijc, 'tgheen groot vvort gheacht,
De vierd' int blickerich Vyer, na d'Alghemiste tracht.
Alleen om hun vermaec, elc sonderlingh zal kiesen,
Een Element alleen, en zoo den tijt verliesen:
Doch die ghetempert is, soect vreucht in sulcken Dier,
Daer in hy d'Aerde vint, het Water, Locht ende Vyer.
D'Een in de Locht syn Iacht, begherich zal aen vanghen,
De tweed' int Water Vischt, en Henghelt met verlanghen.
De derd' int Aertrijc, 'tgheen groot vvort gheacht,
De vierd' int blickerich Vyer, na d'Alghemiste tracht.
Alleen om hun vermaec, elc sonderlingh zal kiesen,
Een Element alleen, en zoo den tijt verliesen:
Doch die ghetempert is, soect vreucht in sulcken Dier,
Daer in hy d'Aerde vint, het Water, Locht ende Vyer.
SONNET.
ICk sie u fier ghelaet, u wel-ghevoechde Leden,
V Lipkens als Corael, u blancke Kaecxkens net,
Die met een ronden bloos, int midden zijn beset,
V hupschen braeuwen tret, en u beminde zeden,
Dit schijnt te zijn den loon, van 'tgheen ic heb gheleden,
Daer myn ellendich Oogh, mach sien noch altemael
V Lipkens, Zeed' en ghelaet, en u Kaecxkens en u tret
Dat plach te syn het hooft, van alle mijn Ghebeden.
Dit laes, dit is my weer een over groote pijn,
Dat beyd' myn Ooghen my, al veel te vveynich zijn
Om op het minste Lidt, te deghen vvel te letten.
Dies sorch ic, dat ic noyt te recht aenschouvven zal
Ghelijc en overhoop, u schoonheyt heel en al,
Al kost ic al myn Lijf, met Ooghen heel besetten.
ICk sie u fier ghelaet, u wel-ghevoechde Leden,
V Lipkens als Corael, u blancke Kaecxkens net,
Die met een ronden bloos, int midden zijn beset,
V hupschen braeuwen tret, en u beminde zeden,
Dit schijnt te zijn den loon, van 'tgheen ic heb gheleden,
Daer myn ellendich Oogh, mach sien noch altemael
V Lipkens, Zeed' en ghelaet, en u Kaecxkens en u tret
Dat plach te syn het hooft, van alle mijn Ghebeden.
Dit laes, dit is my weer een over groote pijn,
Dat beyd' myn Ooghen my, al veel te vveynich zijn
Om op het minste Lidt, te deghen vvel te letten.
Dies sorch ic, dat ic noyt te recht aenschouvven zal
Ghelijc en overhoop, u schoonheyt heel en al,
Al kost ic al myn Lijf, met Ooghen heel besetten.
Ick heb een Lief wt rechter min,
Dagh en Nacht is sy in myn sin:
Haren naem is Truyken met Oor,
Door haer ick d'beste vreucht oorboor.
Dagh en Nacht is sy in myn sin:
Haren naem is Truyken met Oor,
Door haer ick d'beste vreucht oorboor.
Nieu Liedeken
op de voys: Fortuyn Angloys.
EEn schoon Goddin
Venus ghelijc certeen /
Ick seer bemin /
Nochtans hout sonder reen /
Myn Hert / Ghemoet
En oock alle myn kracht /
Onder de voet /
Ende gheheel versmacht.
Sulcx dat ic roep
Tot Cupido ydoon /
Ende versoeck
Dat dese Maghet schoon /
Hy sulcx in stier
Dat sy my consenteert /
'tGheen ick beghier /
Ende myn Hert laudeert.
Waer toe hy niet
En begheert te verstaen /
Maer veel meer schiet
Met syner Schichten saen /
In myn Ionck Hert /
'tWelck is vol pijne ziet /
Ende vol smert /
Levende met verdriet.
Dies ick met vlijt
Aenroepe seer de Doot /
Dat hy subijt
my helpt wt dees noot /
En het leven soet /
My beneem door't ellent /
Op dat met spoet
Myn leven heeft een ent.
Adieu Princes /
Myns Hertsen toeverlaet.
Adieu Maitres
Daer al mijn hoop op staet /
Ick blijf ghetrou /
Vwen Dienaer ootmoet /
Adieu Ionckvrou /
Segh ick tot eenen groet.
op de voys: Fortuyn Angloys.
EEn schoon Goddin
Venus ghelijc certeen /
Ick seer bemin /
Nochtans hout sonder reen /
Myn Hert / Ghemoet
En oock alle myn kracht /
Onder de voet /
Ende gheheel versmacht.
Sulcx dat ic roep
Tot Cupido ydoon /
Ende versoeck
Dat dese Maghet schoon /
Hy sulcx in stier
Dat sy my consenteert /
'tGheen ick beghier /
Ende myn Hert laudeert.
Waer toe hy niet
En begheert te verstaen /
Maer veel meer schiet
Met syner Schichten saen /
In myn Ionck Hert /
'tWelck is vol pijne ziet /
Ende vol smert /
Levende met verdriet.
Dies ick met vlijt
Aenroepe seer de Doot /
Dat hy subijt
my helpt wt dees noot /
En het leven soet /
My beneem door't ellent /
Op dat met spoet
Myn leven heeft een ent.
Adieu Princes /
Myns Hertsen toeverlaet.
Adieu Maitres
Daer al mijn hoop op staet /
Ick blijf ghetrou /
Vwen Dienaer ootmoet /
Adieu Ionckvrou /
Segh ick tot eenen groet.
FINIS.
Translations
Literature
Sources and parallels
- An alchemist at work: Sambucus, Emblemata, embl. 132
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
A lady standing amidst men who are exploring air (hunting with birds), water (angling), earth (hacking with pickaxe) and fire (alchemist at work)- the four elements, and ether, the fifth element [21]
- birds (+ falling animal(s)) [25F3(+5231)]
- predatory birds: falcon (+ animal(s) attacking) [25F33(FALCON)(+512)]
- predatory birds: falcon (+ flying animal(s)) [25F33(FALCON)(+5262)]
- predatory birds: falcon (+ standing animal) [25F33(FALCON)(+531)]
- (high) hill [25H113]
- adult man [31D14]
- adult woman [31D15]
- open fire (in general) [41B1]
- bellows [41B1311]
- hunters hunting (N.B.: In 1988-1990 this notation denoted the concept of 43C11421 'hunters resting during the hunt') (+ hunting with falcon, hawk; falconry) [43C1142(+4241)]
- angling [43C121]
- bourgeoisie, middle class, citizens, burghers [46A131]
- digging for or finding of treasure [46A1612]
- preparing of material by melting [47C1211]
- digging (industrial process) [47C21]
- tools, aids, implements ~ crafts and industries: pickaxe [47D8(PICKAXE)]
- alchemist at work [49E391]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(AËRA PERLUSTRANT & AQUAS)]