[no motto] [17]
SONNET.
ALs Zephiri schoon-lief door Landen en Foreesten,
Met haer verf-rijcke Hant, verciert Berch en Dal;
Alst Nachtegaelken baert zijn kunstich gheschal,
Tusschen het groene loof, der Linden die her-keesten:
Dan vernieut haer de Ieucht, die vernieut alle Gheesten,
End' vervvect in ons Hert een ghevlam, 'tvvelc door al
Menghende 'tsoet en 'tsoer, 'tgheluc en d'ongheval,
Verblijt al datter leeft, van de minst tot den meesten.
Alle Dier soect syn paer; maer 'tMenschelijc gheslacht,
'tWelc Godt zoo heeft begaeft, met verstant hooch bedacht,
Ghebruyct de versche Ieucht met veel grooter ghenuchten,
Als d'ander Dieren doen, die zijn van groven aert:
Daerom ghy Ionghe Luyd' de vreuchden niet en spaert,
Die de tijt u bereyt, eer dat sy u ontvluchten.
ALs Zephiri schoon-lief door Landen en Foreesten,
Met haer verf-rijcke Hant, verciert Berch en Dal;
Alst Nachtegaelken baert zijn kunstich gheschal,
Tusschen het groene loof, der Linden die her-keesten:
Dan vernieut haer de Ieucht, die vernieut alle Gheesten,
End' vervvect in ons Hert een ghevlam, 'tvvelc door al
Menghende 'tsoet en 'tsoer, 'tgheluc en d'ongheval,
Verblijt al datter leeft, van de minst tot den meesten.
Alle Dier soect syn paer; maer 'tMenschelijc gheslacht,
'tWelc Godt zoo heeft begaeft, met verstant hooch bedacht,
Ghebruyct de versche Ieucht met veel grooter ghenuchten,
Als d'ander Dieren doen, die zijn van groven aert:
Daerom ghy Ionghe Luyd' de vreuchden niet en spaert,
Die de tijt u bereyt, eer dat sy u ontvluchten.
1. Vrolijck te wesen is ter Werelt het best,
De Vrouwen verheughen, de Wijn droefheyt slest,
Dus met Vrouvven en Wijn syn leven te slieten,
Is het beste ter VVerelt ghenieten.
2. Een Liedeken met vreuchden gesongen
Een roomerken VVijns daer tusschen ghedronghen,
Een Vrouken schoon met blydē aenschijn
Dat doet dickvvils menich Man vrolijck zijn.
De Vrouwen verheughen, de Wijn droefheyt slest,
Dus met Vrouvven en Wijn syn leven te slieten,
Is het beste ter VVerelt ghenieten.
2. Een Liedeken met vreuchden gesongen
Een roomerken VVijns daer tusschen ghedronghen,
Een Vrouken schoon met blydē aenschijn
Dat doet dickvvils menich Man vrolijck zijn.
Nieu Liedeken,
Op de vvijse: Alzoo't beghint.
SChoon Diamant /
Ontwaect / u wort gheplant /
Wt Liefden abondant /
Den Mey ydoone:
Groen en playsant /
Met Loov'ren triumphant /
Den Mey aen elcken kant
Bloeyt al zoo schoone.
In't Hert spant ghy de kroone:
De kroone der vreuchden in't Herte mijn /
Schoon blinckende Robijn /
Laet u ontfanghbaer zijn /
Den Lauwerierboom fijn /
Die ick op dit termijn
Schenck u Persoone.
Edel Rogier /
Ontfanght den Lauwerier /
Wilt hem in dit bestier
In eer bewaren:
Wy komen hier /
Met spel soet ende fier /
Om u Maechdelijck Dier
Te openbaren /
Met het soete spel der Snaren /
Verklaren wy u schoon Acoley:
De lustelijcke Mey
Die bloeyt in ons contrey /
In Velden en op Hey /
Maect vreucht sonder gheschrey /
Laet droefheyt varen.
Aensiet den tijt /
Ghy die de Liefste zijt /
Maect vreuchde met jolijt /
In dees contreye:
Want wy zijn quijt /
Des Winters kouden strijt /
Den Somer ons verblijt /
Met zijnen Meye.
Dus laet ons vreucht verbreye /
In Bosschen / in Velden int generael /
De fiere Nachtegael
Hoortmen daer principael /
Met syne soete tael /
Om alle druck en quael
Van ons te leye.
Princesse jent /
Ghy staet in't Hert gheprent /
Als ic aensie present
V roode Wanghen:
Gheeft doch consent /
Myn vyerich Herte blent /
Na u Lief excellent
Staet myn verlanghen /
Dus neemt den Mey met Sanghen /
Omhanghen met Looveren onbesmet /
Ghy schoone Fiolet /
Wt Liefden na ons Wet /
Heb ick u hier gheset
Den Lauwerier-boom net /
Wilt hem ontfanghen.
Op de vvijse: Alzoo't beghint.
SChoon Diamant /
Ontwaect / u wort gheplant /
Wt Liefden abondant /
Den Mey ydoone:
Groen en playsant /
Met Loov'ren triumphant /
Den Mey aen elcken kant
Bloeyt al zoo schoone.
In't Hert spant ghy de kroone:
De kroone der vreuchden in't Herte mijn /
Schoon blinckende Robijn /
Laet u ontfanghbaer zijn /
Den Lauwerierboom fijn /
Die ick op dit termijn
Schenck u Persoone.
Edel Rogier /
Ontfanght den Lauwerier /
Wilt hem in dit bestier
In eer bewaren:
Wy komen hier /
Met spel soet ende fier /
Om u Maechdelijck Dier
Te openbaren /
Met het soete spel der Snaren /
Verklaren wy u schoon Acoley:
De lustelijcke Mey
Die bloeyt in ons contrey /
In Velden en op Hey /
Maect vreucht sonder gheschrey /
Laet droefheyt varen.
Aensiet den tijt /
Ghy die de Liefste zijt /
Maect vreuchde met jolijt /
In dees contreye:
Want wy zijn quijt /
Des Winters kouden strijt /
Den Somer ons verblijt /
Met zijnen Meye.
Dus laet ons vreucht verbreye /
In Bosschen / in Velden int generael /
De fiere Nachtegael
Hoortmen daer principael /
Met syne soete tael /
Om alle druck en quael
Van ons te leye.
Princesse jent /
Ghy staet in't Hert gheprent /
Als ic aensie present
V roode Wanghen:
Gheeft doch consent /
Myn vyerich Herte blent /
Na u Lief excellent
Staet myn verlanghen /
Dus neemt den Mey met Sanghen /
Omhanghen met Looveren onbesmet /
Ghy schoone Fiolet /
Wt Liefden na ons Wet /
Heb ick u hier gheset
Den Lauwerier-boom net /
Wilt hem ontfanghen.
Op de vvijse: Den Mey den Mey, koel is den Mey.
Schoon Lief u wesen excellent /
Doorstraelt myn hert van binnen /
Om u zoo lijd' ick swaer torment /
Cupido doet my minnen.
V Ooghskens bruyn die blincken klaer /
Dies ben ick heel ontsteken /
V Liefde Lief valt my te swaer /
Door Venus loose treken.
Mocht ic met u spaceren gaen /
Hier buyten in het groene /
Ick soud' u klachtich doen vermaen /
Van mijn reyn Liefde koene.
Princesse Lief neemt dit in danck /
Vergheeft mijn stout vermeten /
Vertroost my Lief eer 'tvalt te lanck /
Al zijt ghy hooch gheseten.
Schoon Lief u wesen excellent /
Doorstraelt myn hert van binnen /
Om u zoo lijd' ick swaer torment /
Cupido doet my minnen.
V Ooghskens bruyn die blincken klaer /
Dies ben ick heel ontsteken /
V Liefde Lief valt my te swaer /
Door Venus loose treken.
Mocht ic met u spaceren gaen /
Hier buyten in het groene /
Ick soud' u klachtich doen vermaen /
Van mijn reyn Liefde koene.
Princesse Lief neemt dit in danck /
Vergheeft mijn stout vermeten /
Vertroost my Lief eer 'tvalt te lanck /
Al zijt ghy hooch gheseten.
Translations
Literature
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Two men and two women are making music in a forest; a laid table beside them- spring, 'Ver'; 'Primavera' (Ripa) [23D42]
- glade, 'Lichtung im Wald' [25H154]
- west wind, 'Favonius', 'Zephirus' (one of eight directions) [26C127]
- sitting on the ground [31A2351]
- sitting on the ground - AA - female human figure [31AA2351]
- adult man [31D14]
- adult woman [31D15]
- rejuvenation [31D60]
- couple of lovers [33C23]
- dog (+ lying animal) [34B11(+9536)]
- laid table: table-ware, table-decoration, etc. [41C3]
- cup [41C321]
- fruit (+ foodstuffs, drink, etc. on a plate) [41C653(+2)]
- wine ~ alcoholic drinks [41C711]
- wine ~ alcoholic drinks (+ foodstuffs in other container, e.g.: barrel, can, cask, tin, etc.) [41C711(+5)]
- coat, cape [41D212]
- picnic, alfresco, 'déjeuner sur l'herbe' [43B12]
- hacking and thrusting weapons: sword [45C13(SWORD)]
- lute, and special forms of lute, e.g.: theorbo - CC - out of doors [48CC7323]
- transverse flute - CC - out of doors [48CC73513]
- printed edition of musical score - CC - out of doors [48CC741]
- musician(s) accompanying singer(s) - CC - out of doors [48CC7542]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(NIEUWE TIJT NIEU JOLIJT, NIEU BLOET NIEU GHEMOET)]