Ick voed’ een vvondt [14]
Translations
Ik voed een wond.
|
I nourish a wound.
|
Alleen in het hart is bij mij de kwaal van mijn lijden te merken.
Ik weet dat gij een wond zijt, liefde, maar geen blinde! |
Only the sick of heart can see the blow I received.
I know, love, that you are a wound, but not at all invisible! |
Ik voed een wonde.
|
Helaas, ik geef voedsel aan mijn kwaal; het oog misleidt me;
Langs deze bres bekwam liefde mijn hart tot prooi. |
Literature
Sources and parallels
- About the role of the eyes: Amor, ut lacryma, ex oculis oritur, in pectus cadit [76] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608)) [Compare]
- Rollenhagen, Nucleus emblematum selectissimorum, no. I, 43
- Henkel and Schöne, Emblemata, pp. 1010-1012
- Parallel for the motto in: Vulnus alit venis, et cæco carpitur igne [49] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608)) [Compare]
- About the role of the eyes: Amor, ut lacryma, ex oculis oritur, in pectus cadit [76] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608)) [Compare]
- Westerweel 1997, 210. Mirrored pictura, same Latin motto, same Latin, French and Italian subscriptio. Ayres, Emblemata amatoria
- Westerweel 1997, 210. Mirrored pictura, same Latin motto, same Latin, French and Italian subscriptio. Ayres, Emblemata amatoria
References, across this site, to this page:
- Vulnus alit venis, et cæco carpitur igne [49] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608))
- Amor, ut lacryma, ex oculis oritur, in pectus cadit [76] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608))
Iconclass
Cupid draws attention to a heart with an eye on a pedestal; a man looks up at a woman who rests her arms on a windowsill; the man points at his chest- low hill country [25H114]
- village [25I2]
- eyes (+ variant) [31A2212(+0)]
- profane heart symbolism ~ love [31A222101]
- hand on the heart (+ indicating, pointing at) [31A25162(+931)]
- looking upwards [31B6211]
- adult man [31D14]
- adult woman [31D15]
- couple of lovers [33C23]
- villa [41A162]
- human figure at (open) window, seen from outside [41A3361]
- balustrade [41A541]
- cushion (+ variant) [41A7221(+0)]
- pedestal of a piece of sculpture (perhaps in the form of a herm) [48C244]
- Heartache, Heart-break; 'Affanno', 'Cordoglio' (Ripa) [56BB13]
- Heartache, Heart-break; 'Affanno', 'Cordoglio' (Ripa) (+ variant) [56BB13(+0)]
- Heartache, Heart-break; 'Affanno', 'Cordoglio' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56BB13(+4)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(IE NOURRIS UNE PLAYE)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(VULNUS ALO)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(ICK VOED EEN WOND)]
- (story of) Cupid, Amor (Eros) [92D1]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(BOW)]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(QUIVER)]
Comments
Dit emblema bevat de enige pictura uit de serie waar de mogelijke feitelijkheid van de embleemstof niet is gerealiseerd. De vreemde afbeelding van een hart
dat als wonde een oog heeft, moet het ontstaan van de liefde illustreren. Via het oog dringt de liefdespijl het hart binnen;
door te kijken naar de geliefde, verwondt de minnaar zijn hart; in het wisselen van de blikken slaat de liefde toe (cf. de
bijschriften).
Het dient beklemtoond dat deze door ons als beeldspraak ervaren voorstelling van zaken door de 17e-eeuwse gebruikers van de
bundel als een fysiologische realiteit werd ervaren en beschreven. De krachten van de liefdesblik werden toegeschreven aan
de geesten of spiritussen. ’Men stelde zich voor dat de ’spiritus’, een etherisch fluïdum, bestaande uit zeer fijn verdeeld
bloed, dat gevormd werd in het hart, omhoogsteeg en in de hersenen een nog subtieler aard kreeg, zich door de ogen naar buiten
stortte en het gevoel van de partner trof’.1 In de Nederlandse Ripa-vertaling luidt het, met een beroep op Marsilio Ficino:
Hoedanigh nu de brand uyte oogen nae’t herte schiet, dat bewijst Marsil. Ficinus, seggende, dat de geesten, dieder voortkomen door de hette van ’t hert, en van ’t suyverste bloed, altijd in ons soodanigh
zijn, als de aert van ’t bloed is. Maer gelijckerwijs dese damp van ’t bloed, die wy den geest noemen, en die uyt het bloed
geboren werden, soodanigh is, als t’bloed is, soo schiet het oock door de oogen, als door de glaese vensteren, gelijcke straelen
die ’t bloed gelijck zijn... En also beroert oock ’t herte van onse lichaem, door een gestaedige beweginge, het bloed, van
die daer nae by is, en van daer spreyt het de geesten door ’t gantsche lichaem, en door dieselve geesten verspreyt het de
glinsterende voncken, door alle de leeden, doch insonderheyt door de oogen: Want de geest seer licht wesende, stijght oock
lichtlijck nae de bovenste deelen van ’t lichaem: en ’t licht van den geest glinstert aldermeest door de oogen; om dat de
oogen, boven alle andere leeden, helder en doorluchtigh zijn, in sich hebbende licht, glants, dampen en viervoncken. Soo is’t
dan geen wonder, dat een open oogh, met groot opmercken op iemant gestiert, de pijlen van zijne straelen schiet in de oogen,
van die ’t oogh beschout: welcke straelen door de oogen van haere tegen-Minnaers schietende, dringen door tot in’t herte toe
van dese ellendige Minnaers: En met reeden maghmen tot in ’t herte seggen, want zy zijn gewont van ’t herte, dat de pijlen
werpt.
2
Ter illustratie van deze opvatting kan een plaat dienen uit de
Amorum emblemata
die moet aantonen dat de blik van de vrouw even sterk is als de pijlen van Cupido: 3
Als visualisatie van de innamoramento lijkt ’het hart met het oog’ op het eerste gezicht één van de talrijke hiëroglifische of parahiëroglifische symbolen waaraan
de emblematiek zo rijk is: de voorstelling van afzonderlijke lichaamsdelen en de additieve opbouw zijn hiervoor vrijwel steeds
een betrouwbare aanwijzing. Het ’cor oculatum’ komt in de mij bekende emblemataliteratuur echter alleen voor in een religieuze
betekenis. O.m. bij Rollenhage symboliseert het de gerichtheid op God4 en in de godsdienstige liefdesemblematiek werd het, via de
Schola cordis
(Antwerpen 1629) van de benedictijn Benedictus van Haeften, een geliefd symbool van de vrome waakzaamheid.5 In een combinatie van hiëroglifische motieven uit de Hypnerotomachia Poliphili komt het hart met het oog, als symbool van Gods aanwezigheid in de mens, ook voor in Coornherts notarismerk.6
Uiteraard beweegt zich de voorstelling in de Afbeeldinghen van minne in een geheel andere context. Zij kan ontstaan zijn naar analogie van de in dit genre bekende ’manus oculata’: een handpalm
waarop een geopend oog staat afgebeeld, en die bij Alciato reeds als een antiek teken van de bezonnenheid is gepresenteerd.7 Het is andermaal niet onmogelijk dat tot ons embleem een nummer uit de Amorum emblemata de aanleiding is geweest. Daar wordt hetzelfde motto, een Vergilius-citaat over Dido, op de minnaar toegepast: ’Vulnus alit venis et caeco carpitur igne’ (Hij voedt zijn liefdeswonde
met het
bloed van zijn aderen en wordt verteerd door een geheim vuur, Aeneis, IV, 2) en in verband gebracht met de voorstelling van een Cupido die met een blaasbalg het vuur onder een waterketel aanblaast.
De onderschriften laten over de bedoeling van deze verbinding geen twijfel bestaan. In de Nederlandse tekst luidt het:
In een ghesloten pot, al comt het vier van buyten,
Syn sap, en vochtigheyt van binnen wel versiet:
In ’sminnaers lijf sijn hert verteert, en gaet te niet,
Door stralen van sijn Lief, die wt haer ooghen spruyten.8
Syn sap, en vochtigheyt van binnen wel versiet:
In ’sminnaers lijf sijn hert verteert, en gaet te niet,
Door stralen van sijn Lief, die wt haer ooghen spruyten.8
Notes
F. Veenstra, Ethiek en moraal bij P.C. Hooft, Zwolle 1968, 108-109.
O.c., 384. De tekst is niet van Ripa, maar van Zaratino Castellini en is pas in 1613 in de Iconologia opgenomen. Bedoeld is uiteraard Ficino’s commentaar op Plato’s Symposion.
O.c., 151
Nucleus, I, 43
Cf. Hooglied 5, 2: ik slaap, maar mijn hart waakt. Zie J.B. Knipping, Heaven on Earth. Iconography of the Counter Reformation in the Netherlands, Nieuwkoop-Leiden 1974, 20.
Afgebeeld en geïnterpreteerd door I.M. Veldman, Maarten van Heemskerck and Dutch Humanism in the Sixteenth Century, Maarssen 1977, 153-54.
Vgl. verder Henkel-Schöne, o.c., 1010-12.
O.c., 96. Cursivering K.P.