Van’t leven comt de doodt [30]
[blanco]
Translations
Van levensvoedster tot doodsgodin.
|
From kind Libitina.
|
Langs smalle weg glijdt snel de tijd vooruit, en Voedster
Venus \Wordt langs Scherts en Lach weldra Begraafster Venus. |
Short time slips along a narrow path. And Venus
Libitina becomes kind through jokes and laughter. |
Mettertijd vergaat alles.
|
Zoals de tijd snel voorbijgaat,
Zo ook vergaat Venus uiteindelijk in spel en lach. |
Literature
Sources and parallels
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Venus standing on an hourglass; two naked boys at her feet, inscribed 'Jocus' and 'Risus' (Joke and Laughter); two corpses lying at the edge of a forest; a lake with some sailing-boats- hourglass [23U22]
- forest, wood [25H15]
- lake [25H214]
- prospect of city, town panorama, silhouette of city [25I12]
- boy (child between toddler and youth) (+ nude human being) [31D11221(+89)]
- adult man [31D14]
- adult woman [31D15]
- the corpse [31E3]
- couple of lovers [33C23]
- sailing-ship, sailing-boat [46C24]
- Mirth, Hilarity (+ emblematical representation of concept) [56B11(+4)]
- Joke; 'Giuoco (dall'antico)' (Ripa) [56B131]
- Joke; 'Giuoco (dall'antico)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56B131(+4)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(EX ALMA LIBITINA)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(TOUT LE PASSE AVEC LE TEMPS)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(VAN 'T LEVEN COMT DE DOOT)]
- other specific aspects of Venus (with NAME) [92C473(LIBITINA)]
- attributes of Venus (with NAME) [92C48(HEART, EXTINGUISHED)]
Comments
De pictura stelt de ’Venus libitina’ voor, de lijkgodin (cf. het Latijnse motto en bijschrift). In tegenstelling tot het openingsembleem houdt zij nu een uitgedoofd hart in de hand. De zandloper, zinnebeeld van de verlopende
levenstijd, is haar piedestal. Links zit ’iocus’, de scherts, rechts ’risus’, de lach. In de achtergrond liggen twee lijken. De lucht is zwaar betrokken en in de verte rijst een ruïne op.
Aan het slot van een embleembundel was een verwijzing naar de dood haast een vaste gewoonte.2 Venus libitina - in het Nederlandse bijschrift in tegenstelling tot ’Voedster Venus’ (embl. I (Zy steeckt om hoogh het hooft [1])), vertaald als ’Vernielster Venus’ - was de Romeinse doodsgodin: in haar tempel kon men alles huren wat voor een begrafenis
nodig was en werden de sterflijsten bijgehouden. Haar contrastieve aanwezigheid verleent het slotembleem een vanitaskarakter.
Deze wat verrassende verwijzing naar de filosofie van het ’fugit irreparabile tempus’ hoeft op zichzelf geen toonbreuk te
betekenen: één van de wezenstrekken van het petrarkisme bestaat erin de liefde met de vergankelijkheid der dingen te confronteren.3 Ripa noemt de tijd de ’leermeester van alle Menschlijcke hertztochten en ontsteltenissen des gemoeds, insonderheyt van de
Liefde’.4 Of zulke herinnering aan de dood en de vluchtende tijd (het ’glas’ of de zandloper) in ons embleem bovendien een pleiadistische
oproep inhoudt voor een soort ’Carpe diem’, zoals dat b.v. in het slotnummer van Heinsius’
Quaeris
over de te laat verliefde grijsaard het geval is, valt te betwijfelen: uit de bijschriften blijkt het zeker niet.
De allegorische combinaties met een uurglas zijn in het embleemgenre niet ongewoon. Inzonderheid Crispijn van de Passe heeft
voor de platen van Rollenhagens
Nucleus
op allerlei wijzen van het instrument gebruik gemaakt.5 Iocus en Risus zijn vanouds de gezellen van de liefde. Iocus is volgens Horatius de speelmaat van Cupido.6
De afwezigheid van elk attribuut maakt het onmogelijk de twee dode geliefden in antieke kledij te identificeren.
Notes
Venus Libitina = Venus Libentina, goddess of sensual pleasure.
Libitina is also the name of the goddess of death and burial. Libentina and Libitina are used interchangeably as
epithets for Venus.
Zie de Nederlandse inleiding.
Vgl. F. Desonay, Ronsard, poète de l’amour. I. Cassandre, Brussel 1965, 38.
O.c., 298.
Een tijdsembleem b.v. illustreerde hij met een zandloper waarop 4 allegorisch-mythologische figuren zijn aangebracht (I, 49)
of een mensenhart (II, 54).
Carmina, I, 2, 34. Vgl. ook Vondels Stryd of kamp tusschen kuyscheyd en geylheyd (1624), opgedragen aan de meisjes Baeck en waarin het ’aterlinghse Dwerghjen’ met zijn gevolg als volgt ten tonele verschijnt:
Iock, en Lach en Boevery
...
Pronckten met sijn leverey (v. 89, 92).
...
Pronckten met sijn leverey (v. 89, 92).