← Content: PreviousContent: Next →

Branden’t [22]


h161122pict

Back to top ↑
Branden’t.
Wel is het Wieroockvat schoon, aerdich en wat rijcx,
Maer branden ’t harte dan waer ’t eerst wat Goddelijcx.

Si ardeat. translationtranslation
Turibulum prædives opus, nil dignius aris.
Hoc flammis auctum ritè superbit opus. translationtranslation

Brvslast il. translation
Voyez vous l’Encensoir de presence honorable?
Mais s’on y met le feu c’est chose venerable. translation


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Zo ’t ook brandde.
If it would burn.
Het Wierookvat, dat rijke kunstwerk: niets siert méér d’altaren.
Als zo’n kunstwerk vuur mag krijgen, pronkt het pas terecht.

Censer5, so rich a work of art, nothing is more worthy of altars.
This work, made grander by flames as it should, is magnificent.

Brandde ’t maar.
Ziet u het Wierookvat, eervol van uitzicht?
Maar brengt men er vuur in, dan wordt het een eerbiedwaardig voorwerp.



Back to top ↑

Sources and parallels


    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:

    No references to this emblem or page found.

    Back to top ↑

    Iconclass

    A woman holding a censer; a man playing a lute for seven dancing women

    Back to top ↑

    Comments

    De plotselinge verdwijning van Cupido komt de interpretatie van de pictura flink bemoeilijken. In elk geval handelt het embleem over de afwezigheid van minne: hoe lieftallig en respectabel de geliefde ook is, als ze van liefde brandt, dan pas wordt ze echt heerlijk. Deze toepassing is niet expliciet in de bijschriften gegeven, maar ze ligt voor de hand; ze wordt bovendien mede gesuggereerd door de voorstelling van een ’maagdendans’ op de achtergrond van de plaat. Deze voorstelling contrasteert opvallend met de gemengde dans die op het achterplan van embleemprent XV (Zy leeft en doet oock leven [15]) staat afgebeeld: daar was precies een aspect van de wederkerige liefde aan de beurt. Of de zeven dansende maagden een symbolische betekenis hebben (de zeven nymphen van de kuise Diana?), is niet zeker.
    Als embleemstof komen het wierookvat en de wierook vrijwel steeds voor met een religieus gekleurde duiding (gebed, caritas, etc.).1 In zijn Emblemata van 1616 neemt Hooft, onder een plaat met een brandend wierookvat, het distichon dat hij voor onze bundel schreef, licht gewijzigd opnieuw op, maar dan als inzet van een epigram waarin tegen de ’wellustige’ liefde wordt gewaarschuwd: niet van erotische wellust, maar van liefde tot de deugd moet de mens, als een wierookvat, branden.
    Nobel, rijk is ’t wierookvat, en niets siert méér d’altaren:
    als zo’n kunstwerk vuur mag krijgen, pronkt het pas terecht.
    Zij die in zich slechts het vuur van dartle liefde dragen,
    hun komt geen bevalligheid, maar bleekheid op ’t gezicht.
    Maar hen bij wie de geest van liefde brandt tot zede’ en deugd,
    hen sieren heilig voorkomen en vriendlijk aanschijn, godgelijk.2

    De zinspeling op Ovidius’ ’Palleat omnis amans’ is duidelijk.3 Zou in het bijschrift van Hooft eenzelfde oproep tot de geliefde schuilgaan? Of glimlacht Plemp nog even over de Emblemata amatoria?
    Een curiosum is, dat men in de 19e eeuw in dit embleem een hekeling van het wierookbranden in de Roomse kerk meende te onderkennen.4

    Back to top ↑

    Notes

    1
    Vgl. Henkel-Schöne, o.c., 335 met bronnenopgave.
    2
    Embl. XXIV. Vertaling van A. Welkenhuysen.
    3
    Vgl. onze commentaar bij embl. XXV (Niet aen ghevanghen [25]).
    4
    G. Heeringa, ’Invloed van de Renaissance op de godsdienstige en zedelijke denkbeelden van P.C. Hooft’, in Oud Holland, 17 (1899), 137.
    5
    Censer = a vessel that bears incense.