Zy steeckt om hoogh het hooft [1]
Translations
Zij heeft het heilig hoofd verheven (Vergilius, Aeneis, VIII, 591) |
She lifts up her sacred face. |
O Venus schoon, in zee verzinkt gij niet, gij rijst uit zee omhoog En als het water u maar even raakt, dan warmt het. |
Beautiful Venus, do not sink into the sea, rise from it. Just by touching your head a wave warms up. |
Gaat nooit onder. |
De vlammen waarmee Venus de hele wereld in brand steekt Verflauwen niet, gedompeld in de zee. |
Literature
Sources and parallels
- Van Mander, Wtlegghingh, p. 28v
- Sambucus, Emblemata, no. 17
- Cupid, the birth of Venus and a lover: Sambucus, Emblemata, embl. 8
- Venus and Cupid: Sambucus, Emblemata, embl. 67
- Parallel for the pictura: man with a lute (but now as the main pictorial element) in: Quid non sentit amor. [43] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627)) [Compare]
- Parallel for the pictura: man with a lute (but now as the main pictorial element) in: Quid non sentit amor. [42] (in: Jacob Cats, Proteus (1618)) [Compare]
- Lover(s) with a lute (now as main pictorial element) in: Sympathia Amoris [73] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
- Lover(s) with a lute (now as main pictorial element) in: Overeenkomst verwekt liefde [36] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Quid non sentit amor. [42] (in: Jacob Cats, Proteus (1618))
- Quid non sentit amor. [43] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627))
- Overeenkomst verwekt liefde [36] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703))
Iconclass
Venus standing on a shell, wringing the water from her hair and holding a flaming heart; a man with a lute serenades a woman looking down from a window; sailing-ships in the background- river [25H213]
- adult man [31D14]
- adult woman [31D15]
- serenade to the beloved [33C213]
- couple of lovers [33C23]
- door [41A32]
- human figure at (open) window, seen from outside [41A3361]
- burning as process [41B12]
- sailing-ship, sailing-boat [46C24]
- lute, and special forms of lute, e.g.: theorbo [48C7323]
- one person playing string instrument (plucked) [48C7522]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(EMERGIT)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(JAMAIS N'ENFONCE)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(ZY STEECKT OM HOOGH HET HOOFT)]
- birth of Venus; Venus Anadyomene: after Uranus' castration Venus rises from the sea wringing the water from her hair; usually she is awaited by the Hours [92C411]
- attributes of Venus (with NAME) [92C48(FLAMING HEART)]
Comments
Dat de serie is omsloten door twee Venus-emblemen, die daarenboven als elkaars tegenpool zijn opgevat, is een vondst met vele
facetten. Zoals gezegd is, mag deze ’inclusio’ in de eerste plaats worden beschouwd als een emulerende navolging van de bundels
van Heinsius en Van Veen.1
Het Nederlandse motto is een zinspeling op Hoofts naam.2 Eigenaardig is de aanwezigheid van twee verschillende Latijnse opschriften. Boven de plaat vervangt ’Emergit’ wellicht de
Vergiliustekst: voor dit citaat was er door de lengte van de onmisbare naamallusie in het Nederlandse motto wellicht geen
plaats meer.3
De pictura stelt de z.g. Venus Anadyomene voor: zij die uit het water oprijst, geboren uit het schuim van de zee:
Venus dan in de Zee geboren wesende, soude zijn ontvangen geweest in een schulp ..., en soude daer mede in het Eylandt
Cypers zijn aengeswommen.
4
Het gaat om een zeer traditionele voorstelling, ook nu nog aan velen bekend door het beroemde schilderij van Botticelli. In
haar hand draagt de godin een van liefde brandend mensenhart. Op het achterplan ziet men een minnaar die zijn geliefde onder
het raam een serenade brengt. Het motief van Venus’ geboorte past uiteraard goed bij het begin van een liefdesembleembundel;
toch gaat het hier, zoals in het genre gebruikelijk was, meer over de almacht dan over de oorsprong van de liefde; die macht
wordt vertolkt via het concetto van het liefdesvuur dat, uit het water ontstaan, niet door het water kan worden uitgeblust.5
Hooft en Hooft schreven een apostrofisch bijschrift. Formeel sluit zulke aanroeping van de godin goed aan bij het motief van de Venus-hulde op het titelblad en in de aanvang
van de voorrede. Maar alleen Hooft spreekt, met overschrijding van het afgebeelde, de godin aan als de ’Venus Genetrix’ (’Venus
Voestervrouw’). Eigenlijk is dat de naam van Venus als de stammoeder van het Romeinse volk, en in het bijzonder, via Aeneas,
van het geslacht der Julii. Het is duidelijk dat de dichter deze historiërende interpretatie niet bedoeld kan hebben. Het
gaat hier kennelijk om een meer letterlijke duiding van het woord ’genetrix’: Venus is de verwekster van alle leven; het gaat
om dezelfde die Hooft in de slotstrofe van ’O, staedich eeuwich claeghen’ (1609) de ’Teelvenus’ noemt, en dat eveneens in
tegenstelling tot de ’Venus Libitina’, de doodsgodin, in hetzelfde gedicht de
’Venus die doet enden’.6 Met zijn apostrofe roept de dichter, zoals hij dat ook in de voorrede doet, de beroemde Venushymne in herinnering waarmee
Lucretius zijn De rerum natura opent: ’Aeneadum genetrix, hominum divumque voluptas’ (v. 1) (Stammoeder der Aeneaden, van mensen en goden de weelde). In
deze verzen wordt de godin aangeroepen als een kosmische kracht, bron en energie van alle leven: de liefde doet alles draaien.
Op een wat andere wijze dan de openingsemblemen in
Quaeris
over liefdes almacht en in de
Amorum emblemata
over de eeuwigheid van de liefde, suggereert Hoofts bijschrift op zijn beurt het alvermogen van de Eros, waaraan niets of
niemand zich vermag te onttrekken. Het emblema krijgt hierdoor een persuasieve waarde en de volgende nummers zullen trouwens
stuk voor stuk de uitwerking illustreren van Venus’ macht.
De verleiding is groot om het emblema in verband te brengen met het lied ’Heilighe Venus, die ’t roer houdt aller harten’
uit 1619, dat in de uitgave van de
Gedichten
van 1636 de passende inzet vormt van de afdeling ’Zangen’.7 De zingende minnaar roept de godin aan om zijn koele geliefde in brand te zetten. Hij vraagt zich af of de ongevoeligheid
van zijn ’Nymphe’ niet veroorzaakt wordt door het water, waar zij vaak in verkeert. Maar
Neen seker neen, neen ghij selve zijt gesprooten
Wt grondeloose Zee: nochtans verdroncken
Daer niet uw voncken (v. 7-9).
Wt grondeloose Zee: nochtans verdroncken
Daer niet uw voncken (v. 7-9).
Venus kan alle bedeesde meisjes (’schreumende maeghden’) en onervaren jongens moedig maken:
Dan leert men lughtigh ten sachten bed wtstijghen
En in een ondersiel ter venster vaeren
Op sang en snaeren (v. 25-27).
En in een ondersiel ter venster vaeren
Op sang en snaeren (v. 25-27).
M.a.w. met Venus’ hulp leert het meisje dan stil en voorzichtig (’lughtigh’) in haar hempje haar bed verlaten om het oor te
lenen aan een serenade. In een eerste ontwerp van deze zang liet Hooft de minnaar zelfs aanvangen met de aanspreking: ’O Venus,
die hebt ijders hart in handen,’ regel die hij naderhand om melodische redenen heeft gewijzigd. Voor- en achterplan van het
eerste der Emblemata amatoria illustreren deze zang op een frappante wijze.8
Notes
Zie de Nederlandse inleiding. 22-23.
Ibidem, p. 4.
Ibidem, p. 62.
K. van Mander, Wtlegghingh op den Metamorphosis, Haerlem 1604, fol. 28v.
Vergelijk met J. Sambucus, Emblemata, Antwerpen 1566, embl. 17 (Henkel-Schöne, o.c., 1753-54).
W.A.P. Smit, Hooft en Dia, Amsterdam 1968, 100, 103.
p. 241. Wij citeren de editie Leendertz-Stoett, I, 158-159.
Over deze zang zie vooral C.A. Zaalberg, Uit Hoofts lyriek, Den Haag 1981, 21 en 58-60.