← Content: Previous

Rey van herders en herderinnen


Back to top ↑
Rey van herders en herderinnen.

De Schoonste, die het Veld betreed,
Zó moedig fier, zó trotz van zinnen,
Die meerder Jonkmans, dan menweet,.
Wist af te staan, laat thans zig winnen.
Geen wasch wierd immer zó gedweeg
Als haar gemoed, het liet zig buigen,.
Na Liefde de overhand verkreeg
Dit moet onz Kloris zelf getuigen.
Een Blindheid overviel 't Gezigt,
Dat, met mistnevelen verduisterd,
De Ziel deeâ wank'len in haar plicht
Van Minneboeyen streng gekluisterd.
Zy sloeg geen acht op 't bly gelaat
Daar Leliën zig in de Roozen
Bespiegelen om strijd : wie staat
Niet opgetoogen ; als zy blozen?
Met recht zocht Thyrsis deeze Meid:
Zy is een Puikje,; waard te roemen,
Zó ver dit Woud haar Naam verspreid
Wie kan ons hier een schoonder noemen ?
En hy, het Pronkje van de Jeugd,
Mag lieve Klorisje behagen.
Zó paart, zó huwt men Deugd aan Deugd:
Zó kan de Schoonheid Schoonheid schragen.
Men oogt op Schatten, Land, of Vee;
Hen voegt de Liefde alleen té zaamen :
Elk brengt een Hut, en Schaapjes mee :
Deeze Echt moet Rijkertz Echt beschaamen.
Waar blijft het zoetste Paar zó lang?
Elk uurtje wachten valt te bang.
TOEGEZANG.
Nu dient de Vetste Geit geslagt:
Nu moeter Melk en Stremzel weezen:
Nu dient van Ieder bygebragt,
Al wat het Land heest uitgelezen.
De Kaas, de Boter, Honig, Room,
De Perzik, Pruim en Abrikoozen :
Men plukke 't Oost van Tak en Boom
En pronk het aartigjes met Roozen,

De Palm en Myrthkrans zal den kruin
Van Bruigom Thyrsis haaren drukken
Zó haast hy, zakkend van duyn,
Zijn Bruidje herwaartz aan moet rukken
De Knaapjes nad'ren vast voor uit:
De Keeltjes zingen, dat het klatert,
Dat alles huppelt Qp't geluid,
En Bosch en Dal den weêrgalm schatert:
Zy eeren hun Bevalligheên,
Die Wang en Oog en Voorhoofd sieren;
Terwijl de Liefde, die alleen
Bezet houd, om rondom te zwieren:
Hy spiegelt zig in hun gelonk,
En flonkerende starrelichten,
Die in elkanders Hert geen vonk
Maar, lichterlay, den brand ontstichten.
Straks komt het lieve Paartje t'huis
Dan wil het Bruilostsfeest beginnen,
Elk dringen aan den Dis. 't Gedruis,
Zal onze gantsche Buurt bespringen.
De Blijdschap houd zeer zelden maat,
Als Vreugd' na Droefheid overslaat.

U Y T,
Drukfouten.
35. blad, 3. vers. daar wy, leez, daar hy
48. blad, 5. vers. 'k Geef Reden, leez Ik geef Reden
65. blad, 13. vers. 't geener, leez 'tgeen'er

Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


      Back to top ↑

      References, across this site, to this page:

      No references to this emblem or page found.

      Back to top ↑

      Iconclass


        Back to top ↑

        Comments

        commentary