← Content: PreviousContent: Next →

Vanum est quod metuit [15]


my1702015pict

Back to top ↑
Vanum est quod metuit.

De hongerige Lust, verlokt
Op 't geen den Hoger kan verzaden,
Werd van een ydel spook bejokt,
En moet met Onlust zig beladen.
Zo zugt, zo vliegt de Spreeuw rondom 't
Bekoor'lijk, dat hy niet durft te naaken:
Hy schreeuwt: gy plukt 't geen my toekomt.
Een Molik kan hem angstig maaken.


GY, Koridon ! die om een zaak van klein belang
Met Fillis spraakt ; terwijl mijn Thyrsis , angstig, bang ,
En hierom moeloos, niet kon de Argwaan van zig zetten,
Waart oorzaak,dat een Vuil zijn Zuiverheid moest zmetten ,
Die egter, door de Trou, hem zó gewis beloofd,
't Gewaande wegbant, en dat flikkerlicht verdooft.
Hy schuilde, onkundig van uw taal, om oog en ooren
Te werk te stellen, en iets af te zien, of hooren.
Hy zag u minnelijk onthaalen, daar zy lacht,
Geneug'lijk zijnde ; wen hy uitberst in deez' klagt.
Wat moet ik dulden ! zie ik Koridon niet spreeken
Met Fillis! is haar Deugd zó haastig weggeweken
Verleide Thyrsis ! wat weerhoud u haar gesprek
Te breeken ! men verraad uw Liefde. Dit bestek
Toont, meer dan alteklaar, de Wispeltuurigheden
Van die ontaarte, die uw Min heest aangebeden.
Ach! Fillis, Fillis, ach! elk Lonkje, dat mijn zmert
Verligt heest, steekt, gelijk een doodpriem, in het Hert,

Het welke aan u gewijd, in waerde wierd gehouwen
Van uwe Schoonheid ; eer mijn- Liefde moest aanschouwen
Deez' znoo Ligtvaardigheid, die, drijvende den spot
Mee mijn Gedienstigheên, geen ander loon zal tot
Vergelding van mijn Trou, zó heusch gezworen, geven
Dan dat ik u zal zien met mijn Meêminnaar leven.
Hoe schichtig werd de Hoop my uit de Ziel gerukt!
Hoe schichtig werd de Ziel bevangen’’ en verdrukt!
Ik moet mijn Vreugde zien op vleugelen vertrekken,
En voelen 't Hert van Nijd met Slangespog bevlekken
Het doet my zidderen, met oogen, vol van vuur.
Ha ! wederhield ik niet my zelfs, wat zou 't u zuur
Bekomen , Filljs ! my t zó redenlooz, te strikken
In laagen, daar, voorheen,. gy zeide voor te schrikken
De Ontmoeting, die gy my zó minlijk plagt te doen,
Geschiet aan Koridon. Ach ! kan hy niet vermoën
Uit uw Syrenezang , nit uw bedrieglijk wezen ,.
De rampen, die hem haast staan, nevens my, te vreezen,
Gy zult uw woord aan hem zó min verschuldigd zijn,
Als gy geweest zijt aan mijn Liefde, die’’ door schijn
Van uwOprechtigheid te listiglijk bedrogen,
Zig liet verlokken door een wonderlijk Vermogen,
Dat aan uw Valschheid zó gehecht is, als een traan
Aan Krokodillen, die meêdogende verraân.
Gy zijt onwaerdig , dat ik laat den tijd verlopen
Met in uw boozheid u te zien volherden, Noopen,

Dan Min, nog Trou, nog Deugd, die Liefde, die gy my
Betuigt hebt? Fillis! kent gy wel, het geene ik ly!
Indien gy slechts in't minst' de vlaagen kon gevoelen,
Die my bestormen, gy, gy zoud mijn Gramschap koelen
Maar, Thyrsis! wat bedaart u, uitgelaten, in
De Razernyen ; gy beschuldigt onze Min,
Die nooit de minste kreuk nog fronzen heest getrokken*
Die mijn Oplopenheid verzekert dat dit wrokken, Uit glimpige
Argwaan opgeborreld, veel te znood' Is ; want haar
Deugd, waar op gy u verlaat, is groot: Zy kan door
Ontrou r hoe mijn Argwaan haar mag last'ren,
Hoe ik, ô, boozheid! heb gescholden, nooit verbast'ren.
Het zoet, daar-meê de Wond, in deez** verliefde borst,
Gestreken isr vermag te veel : het heest een korst
Gemaakt, daar flitzen van de Nijd op stukken springen ;.
'Daar Onheil, hoe het naar mijn ondergang mag dingen
Geen vat op heeft; dus blijft de Min in't bloeyen staan,
Ten trotz van 't Onweer en moet nimmermeer vergaan.

Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


      Back to top ↑

      References, across this site, to this page:

      No references to this emblem or page found.

      Back to top ↑

      Iconclass


        Back to top ↑

        Comments

        commentary