← Content: PreviousContent: Next →

De liefde is onverzaadelyk [32]


el1703032pict

Back to top ↑
DE LIEFDE IS ONVERZAADELYK.

Gelyk een Hond naaw 't end kan van zyn honger vinden
Maar alles inslokt wat hy maar vind voor hem staan:
Kan zig de gulzigheid der liefde niet verzaan,
Maar zal altyd hoe meer zy vind hoe meer verslinden.
Hoe menig heeft'er van de wreede min geleert
Dat door het voedzel zelf haar' gretigheid vermeert.

[blanco]

DE LIEFDE IS ONVERZAADELYK.
De Franszen hebben een oud spreekwoord; dat een
,,hond, het spel, de Liefde en het vuur nooit
,,met een weinig te vreden zyn.

Le chien, le jeu, l'amour, le feu,
Ne se contentent oncq de peu.

En niets is waaragtiger ten aanzien van de Liefde, want men
is zoo dra niet verlieft of men tragt het beminde voorwerp te
zien, naauwelyks heeft men dit verkregen of het hart is niet
vergenoegt, maar wenst daar mede te spreeken, zyn vlam-
men te mogen ontdekken, en laat zig voorstaan daar mede
voor eest wel te vrede te zullen zyn. Maar zoo ras men hier
mede toe gekomen is, tragt men verder, en het ongeduld
vermeerdert zelf door de verkrege gunsten, ja men is niet ge-
rust ten zy men van de eene gunst tot de ander opklimmende
eindelyk tot het uiterste is gekomen: geen wonder want,
gelyk Koenderding, in het derde bedryf van zyne mildadige
Minnaar
, zegt.

d'Ongeduldigheid, is Spits-broer van de min.
Fontenelle vergelykt ook ten deezen aanzien de redeneringen
der Minnaars niet kwaalyk by die van de Mathematici; gy
,,kunt, zegt hy, een Minnaar niets toestaan ten zy dat gy
,,kort daar aan gehouden zyt hem nog meer toe te staan, en daar
,,na nog meer, en dit loopt ver in 't ende. Staa op dezel-
,,ve wyze aan een Mathematicus maar de minste stelling toe,
,,hy zal u daar een gevolg uit weeten te trekken, 't geen
,,gy hem ook zult moeten toestaan, en uit dit gevolg weêr
,,een ander, en dus zal hy u in weêrwil van uw zelven zoo
,,ver brengen dat gy het naawelyks zoud gelooven, dit twee-
,,derhande slag van Menschen neemt altyd meer als hen ge-
,,geeven word. Zie ses entretiens sur la pluralite des mondes,

cinquieme soir. De Ridder J. Katz heeft hier op in een zyne,
Zinnebeelden deeze twee vaarsjes gemaakt.


RES IMMODERATA CUPIDO EST.

Prima quidem fuerat dominam tibi cura videndi,
Altera, mox lateri jungere posse latus.
Istud & illud habes, sed & hoc, tibi lenis amica
Blanditias molles, aptaque verba dedit.
Oscula nunc poscis, det & oscula: nonne petetur
Mox illibatæ virginitatis honos?
Et vorat, & properans ruit in nova frusta molossus
Quoque petat cupidus semper amator habet.


ALTIJDT NA MEER.
Als ik de Liefste sag, doen woud ik haar genaken;
Strax riep ik om de spraak, flux haar te mogen raken,
Doen bad ik om een kus en doen ik die bequam
Nog vond ik dat myn hert geen regt vernoegen nam.
Ik voelde des te meer myn Ziel gedurig hygen,
Dus wenscht' ik boven dat een naarder pant te krygen:
ô Lusten zonder end'! ô wispeltuerig spel!
Al Krygt de Hond een stuk nog gaapt hy evenwel.

Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:


    Back to top ↑

    Iconclass

    A dog, with food in its mouth, looks at the girl who is offering more food; a cupid with a candle behind the dog; a young man points at the hand of God in the clouds