← Content: PreviousContent: Next →

Liefde is de beste leidsman [21]


el1703021pict

Back to top ↑
LIEFDE IS DE BESTE LEIDSMAN.

Ach Liefde! laat my niet in myne blindheid staan;
Gy, gy alleenig kunt myn wisse leids-man weezen,
Als gy my helpt heb ik geen ongeval te vreezen,
En op uw ligt kan ik wel onbekommert gaan.
De beste gidze die men in de Min kan vinden
Is Liefde alleen, en zig geheel aan haar te binden.

[blanco]

LIEFDE IS DE BESTE LEIDSMAN.
Het is zeker dat men heel gelukkig zou zyn indien
men door de getrouwigheid getrokken altyd de
Liefde tot leidsman konde hebben; maar jegen-
woordig vlugt zy ons gemeenelyk, of zoo zy ons
de hand al wil leenen, is zy niet in staat om ons
te helpen, vermits wy door andere zaaken al te zeer verblint
zyn om haar te kunnen volgen; en indien men eens alle de
ongevallen, die door de Liefde, zoo men meent, veroor-
zaakt zyn, in ziet, men zal bevinden dat zy meest zyn ont-
staan daar uit, dat men de Liefde niet vry in alles heeft mo-
gen volgen, maar in tegendeel is gedwongen geweest andere
zaaken te ontvlugten, die ons van die zoete vryheid en onnoo-
zele trouw t'eenemaal hebben berooft: Hierom hebben Tasso
en Guarini in hunne Harders-spellen, de Harders hunnen be-
jammerlyken staat doen beweenen, dat zy van die goude
eew, die van de Digters versiert was, waaren versteeken, niet
om dat toen, gelyk men verhaalde, de Beeken van Melk en
Bosschen van Honing overvloeiden, niet om dat het altyd
Lente was, maar enkel om dat, die ydele naam van eer haar
nog niet belet had de onnoozele drift van natuurlyke Liefde
te volgen.

Ma sol perche quel vano
Nome senza soggetto,
Quel idolo d' errori, idol d' inganno,
Quel, che dal volgo insano
Honor poscia fu detto,
(Che di nostra natura 'l feo tiranno)
Non mischiava il suo affanno
Fra le liete dolcezze
De l'amoroso gregge;
Ne fu sua dura legge
Nota a quell' alme in libertate auvezze:
Ma legge aurea, e felice,
Che natura scolpì, s'ei piace, ei lice.


Maar enkel om dat nog die yd'le naam,
Die naam, die niemand ooit een onderwerp kon geeven,
Die Afgod, slegts tot list en schelmery bekwaam,
Die naderhand van 't onbedreeve
En slegte volk wierd eer genoemt,
(Wanneer Natuur met een gedoemt
Wierd om in zynen dwang te leeven)
Zyn' moey'lykheden nog niet mengde met het zoet
En met de onnos'le vleyeryen,
Waar meê de Liefde, in overvloet,
Toen kwam de Minnaars te verblyen,
En toen zyn' wreede wet in't minst' niet was bekent,
Aan deeze harten, steets de vrye vreugd gewent;
Maar wel een goude wet, vol weelde, in hunne zinnen
Zelf door Natuur geprent,
Men mag, indien 't behaagt, beminnen,

Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature




    Back to top ↑

    Iconclass

    Just outside a village, a blindfolded young girl is walking her dog; the girl follows a personification of Love