De liefde stelt onze waardy [31]
DE LIEFDE STELT ONZE WAARDY.
Als penningen waar mêe men is gewoon te tellen
Na 't oordeel van die haar gebruikt, nu veel waardy
En dan heel weinig wêer verbeelden, zoo zien wy
Ons door de min dan hoog en dan heel laag weêr stellen.
Dan zien we ons agten in de Liefde, dan versmâan;
En enkel komt dit van haar oordeel ons van daan.
Na 't oordeel van die haar gebruikt, nu veel waardy
En dan heel weinig wêer verbeelden, zoo zien wy
Ons door de min dan hoog en dan heel laag weêr stellen.
Dan zien we ons agten in de Liefde, dan versmâan;
En enkel komt dit van haar oordeel ons van daan.
[blanco]
DE LIEFDE STELT ONZE WAARDY.
Che se talhor si perde una sol volta
Amorosa ventura
Si va poi sempre mendicando indarno.
Merce, che non san bengli huomini ancora,
Come sian fatte queste humane fere,
Che per suo danno il mondo chiama donne.
Son alcun dilor cotanto altiere
Che se qui rinæscesse un nuovo Adone.
Del lor amor sarebbe forse apena
Stimato degno, & altre
Son ad amar si pronte, che sovente
Faranno del lor cor idolo un mostro.
Di giovanil bellezza altre son vaghe,
Altre piu tosto di viril sembiante,
Queste in robuste membra invitta forza
Sol han in pregio, quelle
Le delicate guancie
D'impuberi fanciulli, che di Gioue
Li Ganimedi posso dir, & altre
Aman sol Gentilezza, e cortesia;
Nu zie ik eerst dat die in 't minnen,
Eens zyn geluk voor by laat gaan,
Daar na, wat hy ook mag bestaan
Het nimmermeer zal weder winnen:
Dank zy de onweetenheid der Mannen, die nog niet
Den wreeden aard van 't dier, het geen de Waereld hiet,
Tot haar verderf een Vrouw, gelyk zy moesten, kennen
Daar zyn'er onder, die zig tot die trotzheid wennen,
Dat, zoo men heden wederom,
Een nieuwe Adonis zag herleeven
Zy hem haar hart niet zouden willen geeven
Nog waardig agten dat hy wierd haar Bruidegom;
Men vind'er and're weêr van zulke ligte zinnen
Dat zy zig niet ontzien een Monster te beminnen;
Die zoeken weêr een schoone Jonkheid; dien
Behaagd alleen een Man'lyk weezen;
Die zullen weêr het meeste zien
Op grove en sterke leden, deezen
Zyn enkel te bekooren door
De gladde kin van ongebaarde Jong-gezellen,
Die men om hunne teêrheid voor
De Ganimeden van Jupyn zou kunnen tellen:
En anderen zyn weêr te vreên
Met aardigheid, beleefde en zoete reên.
Che fortuna, & amore
Ambi di ragion privi, ambi cagione
Son di mortal dolore
A chi sua vana speme in lor ripone?
Che l'un e l'altra suole
Con audace baldanza
Alzar nostra speranza
Talhor Sovra le stelle, e Sovra îl sole,
Dove riposte in sieme
Vengon da loro le miserie estreme.
Fideno, ziet gy dan nog niet
Hoe dat Fortuin en Liefde beide
Gantsch van de rede zyn gescheiden,
En hoe zy beiden, met het doodelykst' verdriet,
Die droeve zielen kwellen
Die door een losze hoop daar al hun heil in stellen:
En dat zy beiden zyn gewoon
Het hart met zulk een moed te treffen
Dat zy 't door hoop ten Hemel heffen
Die zy dan weder met de grootste ellenden doôn.
Het is ligt te begrypen dat onze waardy in de Lief-
de van de Liefde zelf afhangt, vermits in de voor-
gaande Zinnebeelden al is aangemerkt, dat men al-
les wat men bemint voor schoon aanziet, en hier
van daan komt het, dat de een dit en de ander dat
hooger agt, om dat de een dit en de ander dat bemint, het
geen menigmaal het minste van onze keur afhangt gelyk ik
in de voorgaande Zinnebeelden ook heb aangehaalt; derhal-
ven betigt de Satyr in de Pastor infido att. 3. Sc: 1. De Vrou-
wen hier mede buiten reden, en moest de Liefde alleen de
schuld gegeeven hebben van het geene hy haar met deeze woor-
den te last legt.
Al sin e vero
de van de Liefde zelf afhangt, vermits in de voor-
gaande Zinnebeelden al is aangemerkt, dat men al-
les wat men bemint voor schoon aanziet, en hier
van daan komt het, dat de een dit en de ander dat
hooger agt, om dat de een dit en de ander dat bemint, het
geen menigmaal het minste van onze keur afhangt gelyk ik
in de voorgaande Zinnebeelden ook heb aangehaalt; derhal-
ven betigt de Satyr in de Pastor infido att. 3. Sc: 1. De Vrou-
wen hier mede buiten reden, en moest de Liefde alleen de
schuld gegeeven hebben van het geene hy haar met deeze woor-
den te last legt.
Che se talhor si perde una sol volta
Amorosa ventura
Si va poi sempre mendicando indarno.
Merce, che non san bengli huomini ancora,
Come sian fatte queste humane fere,
Che per suo danno il mondo chiama donne.
Son alcun dilor cotanto altiere
Che se qui rinæscesse un nuovo Adone.
Del lor amor sarebbe forse apena
Stimato degno, & altre
Son ad amar si pronte, che sovente
Faranno del lor cor idolo un mostro.
Di giovanil bellezza altre son vaghe,
Altre piu tosto di viril sembiante,
Queste in robuste membra invitta forza
Sol han in pregio, quelle
Le delicate guancie
D'impuberi fanciulli, che di Gioue
Li Ganimedi posso dir, & altre
Aman sol Gentilezza, e cortesia;
Nu zie ik eerst dat die in 't minnen,
Eens zyn geluk voor by laat gaan,
Daar na, wat hy ook mag bestaan
Het nimmermeer zal weder winnen:
Dank zy de onweetenheid der Mannen, die nog niet
Den wreeden aard van 't dier, het geen de Waereld hiet,
Tot haar verderf een Vrouw, gelyk zy moesten, kennen
Daar zyn'er onder, die zig tot die trotzheid wennen,
Dat, zoo men heden wederom,
Een nieuwe Adonis zag herleeven
Zy hem haar hart niet zouden willen geeven
Nog waardig agten dat hy wierd haar Bruidegom;
Men vind'er and're weêr van zulke ligte zinnen
Dat zy zig niet ontzien een Monster te beminnen;
Die zoeken weêr een schoone Jonkheid; dien
Behaagd alleen een Man'lyk weezen;
Die zullen weêr het meeste zien
Op grove en sterke leden, deezen
Zyn enkel te bekooren door
De gladde kin van ongebaarde Jong-gezellen,
Die men om hunne teêrheid voor
De Ganimeden van Jupyn zou kunnen tellen:
En anderen zyn weêr te vreên
Met aardigheid, beleefde en zoete reên.
Veel beter zegt
Menandro in 't zelve stuk att: 2. Sc: 1.
Deh non vedi Fileno,
Che fortuna, & amore
Ambi di ragion privi, ambi cagione
Son di mortal dolore
A chi sua vana speme in lor ripone?
Che l'un e l'altra suole
Con audace baldanza
Alzar nostra speranza
Talhor Sovra le stelle, e Sovra îl sole,
Dove riposte in sieme
Vengon da loro le miserie estreme.
Fideno, ziet gy dan nog niet
Hoe dat Fortuin en Liefde beide
Gantsch van de rede zyn gescheiden,
En hoe zy beiden, met het doodelykst' verdriet,
Die droeve zielen kwellen
Die door een losze hoop daar al hun heil in stellen:
En dat zy beiden zyn gewoon
Het hart met zulk een moed te treffen
Dat zy 't door hoop ten Hemel heffen
Die zy dan weder met de grootste ellenden doôn.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Same copperplate, slightly altered, as in:Computatorium Amoris [13] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Computatorium Amoris [13] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629))
Iconclass
In a garden building - with a statue of Fortune on top - a cupid and a girl are counting money- plants and herbs: ivy [25G4(IVY)]
- flowers: rose [25G41(ROSE)]
- adolescent, young woman, maiden [31D13]
- garden buildings [41A62]
- trellis [41A625]
- table [41A711]
- cover for table, etc. [41A713]
- coin [46B311]
- book-keeping, accountant [46B321]
- counting, calculating [49D53]
- quill [49L511]
- ink-well [49L62]
- book [49M32]
- Luck, Fortune, Lot; 'Fato', 'Fortuna', 'Fortuna aurea', 'Fortuna buona', 'Fortuna pacifica overo clemente', 'Sorte' (Ripa) (+ clothed) [54F12(+113)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(DE LIEFDE STELT ONZE WAARDY)]
- (story of) Cupid, Amor (Eros) [92D1]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(QUIVER)]