De liefde bestiert al ons doen [23]
DE LIEFDE BESTIERT AL ONS DOEN.
Gelyk men in 't danssen zig beweegt op 't snaar-geluit,
Beweegen door de min gestadig onze zinnen;
Als zy ons hart bezit bestiert zy 't zoo van binnen
Dat alles wat wy doen met haare maat zig sluit
En die zig altyd aan haar' toonen weet te binden
Zal zig heel zelden in zyn oogwit kwaalyk vinden.
Beweegen door de min gestadig onze zinnen;
Als zy ons hart bezit bestiert zy 't zoo van binnen
Dat alles wat wy doen met haare maat zig sluit
En die zig altyd aan haar' toonen weet te binden
Zal zig heel zelden in zyn oogwit kwaalyk vinden.
[blanco]
DE LIEFDE BESTIERT AL ONS DOEN.
Qui mores ipsi, quale sit ingenium.
Hæc te nosse decet, curamque adhibere fidelem
Prævolet ut menti, quod volet illa, tuæ.
Hoe ghy wel u breyn ontrust
Om u selfs soo aen te stellen
Nae dat het de Vryster lust?
't Zijn by loo geen slechte prooven,
Dat men by de Meyd wel staet,
En van haer te zijn verschooven
Was een onverwinlijck quaet.
Is de Meyd wat wijs-gelatigh,
Houtse stemmigheid voor moy,
Strax soo wort je trony statigh,
En het krijght een ander ploy;
Strecken haer devote sinnen,
Tot de Kerck en den Autaer,
Strax soo zijt ghy mee te vinnen,
In de Kerck aen een pilaar.
Wilse slempen wilse teeren,
Houtse lijdigh van de smeer,
Strax soo sal u haentje keeren,
En ghy voeght u nae het weer.
Hey, hoe ben je dan verheven,
Als ghy met de Meyd meugt gaen
Daer ghy haer de slemp meught geven,
En haer buyck vol leckers laen.
Isse garen op de been,
Souse garen wand'len willen,
Strax soo zijt ghy mee te vreen.
Hey, hoe fraeykens kunt ghy prycken
Als ghy 't Meysken hebt gheschort?
Die u dan niet aen sou kycken,
Meynt ghy dat u eer verkort.
Strax soo spreekje tot de koop,
Die u haest werd toegeslaghen;
Daer mee ty je op de loop,
Daer mee vaerje heen uit speulen,
Lieve Lammers, wat een jeught!
Dat men onder weegh mach heulen
Is het niet een groote vreughd?
Niet alleen is het een waarheid dat de Liefde al ons
doen bestiert; maar zelf een noodzaakelijkheid,
om zyn oogwit te bekomen, zig geheel en al te
gedraagen gelyk de beminde persoon zig draagt.
J: Douza doet de Liefde zelf zeggen dat men voor
,,al, den inborst en de manieren van zyn beminde moet aan-
,,merken; dat men die moet leeren kennen, en zorgvuldig
,,altyd tragten op te volgen.
In primis adverte tamen, quo sidere nata,
doen bestiert; maar zelf een noodzaakelijkheid,
om zyn oogwit te bekomen, zig geheel en al te
gedraagen gelyk de beminde persoon zig draagt.
J: Douza doet de Liefde zelf zeggen dat men voor
,,al, den inborst en de manieren van zyn beminde moet aan-
,,merken; dat men die moet leeren kennen, en zorgvuldig
,,altyd tragten op te volgen.
Qui mores ipsi, quale sit ingenium.
Hæc te nosse decet, curamque adhibere fidelem
Prævolet ut menti, quod volet illa, tuæ.
Ovidius leert dit doorgaans wel uitdrukkelyk in zyn minne-
konst, zelf zoo naawkeurig, dat men volgens zyne leszen,
in tooneelspelen en anderzints wel byzonder moet agt gee-
ven wat haar behaagt of niet, om niet te veragten, 't geen
haar aanstaat, of te pryzen 't geen haar mishaagt: J: Wester-
baan zegt'er al schersende van, in zyn noodzaakelyk mal.
Maer, wie sou te recht vertellen,
konst, zelf zoo naawkeurig, dat men volgens zyne leszen,
in tooneelspelen en anderzints wel byzonder moet agt gee-
ven wat haar behaagt of niet, om niet te veragten, 't geen
haar aanstaat, of te pryzen 't geen haar mishaagt: J: Wester-
baan zegt'er al schersende van, in zyn noodzaakelyk mal.
Hoe ghy wel u breyn ontrust
Om u selfs soo aen te stellen
Nae dat het de Vryster lust?
't Zijn by loo geen slechte prooven,
Dat men by de Meyd wel staet,
En van haer te zijn verschooven
Was een onverwinlijck quaet.
Is de Meyd wat wijs-gelatigh,
Houtse stemmigheid voor moy,
Strax soo wort je trony statigh,
En het krijght een ander ploy;
Strecken haer devote sinnen,
Tot de Kerck en den Autaer,
Strax soo zijt ghy mee te vinnen,
In de Kerck aen een pilaar.
Wilse slempen wilse teeren,
Houtse lijdigh van de smeer,
Strax soo sal u haentje keeren,
En ghy voeght u nae het weer.
Hey, hoe ben je dan verheven,
Als ghy met de Meyd meugt gaen
Daer ghy haer de slemp meught geven,
En haer buyck vol leckers laen.
En een weinig verder.
Is de Meid wat rond van billen,
Isse garen op de been,
Souse garen wand'len willen,
Strax soo zijt ghy mee te vreen.
Hey, hoe fraeykens kunt ghy prycken
Als ghy 't Meysken hebt gheschort?
Die u dan niet aen sou kycken,
Meynt ghy dat u eer verkort.
En nog wat verder.
Wilze varen op een wagen,
Strax soo spreekje tot de koop,
Die u haest werd toegeslaghen;
Daer mee ty je op de loop,
Daer mee vaerje heen uit speulen,
Lieve Lammers, wat een jeught!
Dat men onder weegh mach heulen
Is het niet een groote vreughd?
Translations
Literature
Sources and parallels
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
A young woman is dancing to the tune played by Cupid- blindfold [31A3191]
- adolescent, young woman, maiden [31D13]
- living-room, parlour, sitting-room [41A221]
- curtains [41A421]
- table [41A711]
- cover for table, etc. [41A713]
- chair [41A721]
- cushion [41A7221]
- one pair dancing; man and woman dancing as a couple [43C92]
- archer's weapons: bow (+ variant) [45C15(BOW)(+0)]
- lute, and special forms of lute, e.g.: theorbo [48C7323]
- one person playing string instrument (plucked) (+ variant) [48C7522(+0)]
- Obedience; 'Obedienza' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [53B5(+4)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ clothed with wings) [56F2(+1331)]
- (personifications and symbolic representations of) Love; 'Amore (secondo Seneca)' (Ripa) (+ emblematical representation of concept) [56F2(+4)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(DE LIEFDE BESTIERT AL ONS DOEN)]
- attributes of Cupid: blindfold [92D18(BLINDFOLD)]
- attributes of Cupid (with NAME) [92D18(BOW)]