Concordance - under construction

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

saatjen [1]	TOen 't Saatjen sturf in 's
sach [1]	Ick sach de schoonheyt en
sacht [6]	door de Hoven sacht gaet weyden Soo sult ghy sacht in Godt uw Ghy sacht de Gramschap Godts Sacht ghy ons wapenloos van alle 't Weste wintjen sacht en vriend'lijk aengeblasen ô Sacht ghy 't kleedt
sachtmoedi- [1]	onverderffelijck verciersel eens sachtmoedi- gen en stillen
sachtmoedige [3]	Saligh zijn de sachtmoedige Want sy sullen Hy sal de sachtmoedige leyden in het hy sal de sachtmoedige sijnen wegh leeren
sachtmoedigh [2]	my dat ick sachtmoedigh ben ende nederigh Om in sachtmoedigh en ootmoedigheyt te
sachtmoedigheyt [6]	verlieft op de edele deugt der sachtmoedigheyt Sachtmoedigheyt so breet en hoog te Sachtmoedigheyt die my het hert doorgrieft Sachtmoedigheyt ô koele Bron Met water der Sachtmoedigheyt V Van de Sachtmoedigheyt 28 VI Van
saegt [1]	ô Werelt saegt ghy uyt mijn
sael'ge [1]	Wien alle sael'ge geesten eeren
saem [2]	Te saem geset van gruwlen Te saem geknoopt en vast
saemheyt [1]	ofte der gehoor- saemheyt tot gerechtigheyt Rom
sag [2]	schoonste Lief dat ik uw eenmael sag het gantsche huys vervult met spijse sag
sagen [1]	Wy sagen Godt en Hemelrijck
sagh [5]	Ick sagh mijn werck verydelt vraegt een man die nooyt en sagh Toen sagh ick niets van ICk sagh de wereldt breet Ick sagh alle de wercken
saken [1]	En recht vernoegen laet van d'allerminste saken
sal [55]	u nu noch sal begeren Hy sal u schult vergeten ô Ziel en sal u trouwen Men sal 'er langh ja Dat sal een kroon op den Heere soo sal hy hem sijner gaan ende ick sal tot hem seggen zijt ende ick sal u ruste geven Dan sal ik eerst mijn Want sal hy ooit sijn Hy sal de sachtmoedige leyden recht ende hy sal de sachtmoedige sijnen OP desen sal ick sien op Dan sal de Godtheyt u ick hier spreeck sal die verstaen my lief heeft sal van mij- nen worden ende ick sal hem liefhebben en- en- de ick sal my selven aen bloet mijn Ziel sal lossen uyt haer met groote ontfermingen sal ick u vergaderen Ick sal u verlossen van den ende Christus sal over u lichten mijnen name vreest sal de Sonne der opgaen ende daer sal genesinge zijn onder 't bloeyende saysoen sal hy zijn vruchten Ick sal den dorstigen geven Die onverwint sal alles beërven ende beërven ende ick sal hem een Godt zijn ende hy sal my een Soone Noch endlingh komen sal ter plaetse daer Te soeter sal de rust in my volgt en sal in de duy- niet wandelen maer sal het licht des WIe volherden sal tot den eynde den eynde die sal saligh worden Matth Wat sal de mens nu Soo lange sal het oock een my komt en sal geen- sins hongeren my gelooft en sal nimmermeer dorsten Joan hem wel gaen sal dat sy de den goddeloosen het sal hem qualijck gaen vergeldinge sijner handen sal hem geschieden Iesa Waer sal een Worm in Heere vreest hy sal hem onderwij- sen wegh dien hy sal hebben te verkiesen Heere want hy sal mijn voeten uyt als hy beproeft sal geweest sijn so geweest sijn so sal hy de kroone eeuwige goedertieren- heyt sal ick my uwer Maer eeuwig wonnen sal bekleedt met schone DIe overwint ick sal hem geven te wegh mijn schat sal eeuwigh duren schat is daer sal oock uw herte laet noch men sal niet seggen siet Die overwint ick sal hem geven met
salig [2]	Salig zijn de reyne van herten SAlig is de man die versoeckinge
saligh [6]	Saligh zijn de sachtmoedige Want sy Saligh zijn de arme van Geeste goedt is welgeluck saligh is de man eynde die sal saligh worden Matth 24 Saligh zijn de dooden die in O saligh sincken in een
saligheyt [1]	Een saligheyt van my noch
sangeressen [1]	my Sangers ende Sangeressen ende wellustigheden der
sangers [1]	ick bestelde my Sangers ende Sangeressen ende
saysoen [1]	In 't bloeyende saysoen sal hy zijn
scepter [1]	U past den Scepter en den Kroon
scepters [1]	En Scepters van het aertsche
schade [1]	is vereert met schade en schanden
schaduw [1]	Ziel een nare schaduw maeckt
schaemte [1]	Van schaemte voor sijn heylig
schalck [1]	Ghy sijt een schalck en spint my
schalk [1]	Maer bleef een schalk een dief of
schanden [2]	onverstandigh dier verberg u nu voor schanden Hy is vereert met schade en schanden
schapen [2]	Wolf belust op 't bloed der schapen runderen en- de schapen meer dan alle
scharlaken [3]	uwe sonden als scharlaken sy sullen wit uw sonden als scharlaken sy sullen wit De Sijde 't Purper en Scharlaken
scharp [4]	set den vyant scharp met twijfel op weg doorgaens wat scharp en steyl De pijlen vielen scharp en schricklijck op brandthout van dit scharp verterend vuur
scharpe [1]	Paradijs door eene scharpe doodt
schat [8]	Soo dwaes schat ick u weer ick tast mijn schat met handen Uw schat valt van u u wegh mijn schat sal eeuwigh duren Want waer uwen schat is daer sal selver is den schat der Ziele en Een groote schat van aertsche dingen XXX Van den schat des gemoedts en
schatkist [1]	die op dien schatkist loert
schatten [3]	Vergadert u geen schatten op der aerden Maer vergadert u schatten in den hemel Wegh geldt en goedt en aertsche schatten
schedel [1]	kroon op zijne schedel schijn
scheen [3]	dagh daar uyt scheen op te klaren dat in my scheen sloeg my het En scheen vergeten en verlooren
scheldt [1]	Schoon ick hem scheldt voor windt niet
schen [1]	wellustigheden der men- schen kinderen snarenspel ja
schenden [1]	ghy uw vrint uw naaste halsvrint schenden
schepper [2]	Ziel betracht den Schepper uyt de Schepselen En danckt zijn Schepper nacht en dagh
schepping [1]	Dat voor de schepping in zijn wijsheyt
scheppinge [1]	worden van de scheppinge der Werelt aen
scheps'len [1]	Godt van zijne scheps'len doet
schepsel [1]	maer ëen nieuw Schepsel Gal 6 vers
schepselen [2]	Ziel betracht den Schepper uyt de Schepselen aen uyt de Schepselen verstaen ende doorsien
scherpe [1]	lange tot de scherpe doodt
scheyden [2]	hooghte noch geen diepte sou ons scheyden vernuft het af- scheyden eens rechtveerdigen
scheyt [1]	Ghy scheyt my van de
scheytsmuur [1]	ghy moet dien scheytsmuur roeyen
schiep [2]	Hy schiep u niet tot Ziel soo schoon tot zijn vrindinne schiep
schijn [5]	een net van weelde en schoone schijn sal een kroon op zijne schedel schijn nu sich eens verbergt dien Goddelijken schijn AL schijn ick voor de dat het dier in een gemaeckten schijn
schijnen [1]	kont niet doen als blincken ende schijnen
schijnt [1]	Schijnt dan Godts licht niet in
schilt [2]	ders Grijpt den schilt ende rondasse ende Ghy wiert ons schilt en bleeft so
schone [5]	O schone Bloem Princes van sal bekleedt met schone deugden Dat is de schone Broederschap O groote en schone dingen ghy van haar schone kracht
schoolgeleertheyt [1]	De schoolgeleertheyt kunst en wereltlijcke
schoon [27]	Roose root staat schoon by goude haaren Soo schoon ô Ziel soo ô Ziel soo schoon zijn u gespelen niet het aartse schoon vervelen wat sijt gy schoon Toen hoorden mijn Is duysentmael so schoon en duysentmael so Purper ook so schoon der Rosen die So schoon en blinckende op geen geest hoe schoon hoe groot blinckt ghy als de Son soo schoon Schoon ick u dan mijn Godt Een bloem in 't Paradijs soo schoon cierlijk en so schoon het sonnen beelt Schoon ick het gantsche huys vervult Schoon d'eeuwige diepte vol der klare Een schoon en geest'lijck lijf Sijn oorspronk schoon gelijckt en met meent dat niemant schoon hy breeckt door Daer d'arme menscheyt schoon en rijck'lijck wordt Schoon ick hem scheldt voor windt de Ziel soo schoon tot zijn vrindinne Wy cieren schoon een eeuwigen geest konnen haer soo schoon niet maken Of ghy geen schoon van buyten siet Soo schoon oock in des Schoon alle dingen t'samen swooren Soo schoon aan alle kanten
schoon- [1]	hebt ô ghy schoon- ste lief mijn
schoonder [1]	Paradijs is 't schoonder als op Aarde
schoone [14]	van weelde en schoone schijn en staat de schoone Serafijn uw grondt al schoone bloemen Als eene schoone Rosen-hof Daer soo veel hondert duysent schoone ô Schoone reuck ô schoone Schoone reuck ô schoone spijs aerde in 't schoone licht Waer is die schoone hemel dan Soo was de schoone Ziel het edelste verlossinge en dien schoone levens kroon Mijn schoone sonneschijn ô werelt Het schoone Paradijs in desen en laet een schoone diamant
schoonen [1]	Van eenen schoonen Somer-regen
schoonheyt [7]	Ick sach de schoonheyt en de soetheyt in 's anderen schoonheyt heeft roemt de geestelijcke schoonheyt hoogh boven de Dat wy geen schoonheyt souden minnen soudt voor dese schoonheyt knielen De ware schoonheyt kent ghy niet de inwendige geestelijcke schoonheyt 140 XXXIII Van
schoons [1]	Dat is wat schoons om my te
schoonst [1]	De vreught is schoonst naer droefheyt en
schoonste [6]	Uw Bruydegom de schoonste die daar leeft O God mijn schoonste Lief dat ik Mijn Godt mijn schoonste lief wie magh Het schoonste kindt en aengesien het Niet mijn schoonste Heere Mijn Godt mijn schoonste lief mijn Jesus
schoot [1]	't Saatjen sturf in 's aertrijx schoot
schoude [1]	Sich selve schoude en vond in
schout [1]	En schout in Godt het
schouwende [1]	gekomen tot het schouwende leven en spreekt
schouwt [1]	En schouwt somwijl dat landt
schreeuwt [2]	Gelijck een hert schreeuwt na de waterstroomen de waterstroomen also schreeuwt mijn Ziele tot
schricken [1]	mocht een hart met recht doen schricken
schricklijck [1]	vielen scharp en schricklijck op u aen
schuldigh [1]	blijf ick evenwel in eeuwigheyt u schuldigh
schult [5]	Hy sal u schult vergeten en vergeven past op mijn schult en menigte van Mijn schult bewene en vast misdadigh mensch sijn schult door 's Koninghs Van alle schult ontlast en aenneemt
schuren [1]	sijn vrucht met lust in sijne schuren
schuw [1]	Dat schuw voor d'eeuw'ge doodt
schuylt [1]	Steenrots in wiens kloven 't Duyfjen schuylt
se [3]	Ik heb' se maar gelesen En heb' se hier by een En laat' se u na Broeder
seden [1]	De schoolgeleertheyt kunst en wereltlijcke seden
seer [5]	De Ziele zijnde seer verlieft op de op u so seer verlieft En seer verholen langhs de daer ick soo seer na dorst Want dat is seer verre het beste
segel [4]	EEn ander segel met zijn ringe hy dat hooge segel siet my als een segel op u herte herte als een segel op uwen arm
segenen [1]	gescholden ende wy segenen Wy worden vervolght
segge [2]	VOorwaer voorwaer segge ick u soo Ick segge u dat ghy
seggen [2]	sal tot hem seggen Vader ick hebbe men sal niet seggen siet hier ofte
segget [1]	SEgget den rechtveerdigen dat het hem
seght [1]	nu aen Ja seght de Geest op
segt [1]	Ja segt ghy 't uwe
self [8]	Heb ick mijn self in een Woestijn Ghy zijt het self ô mensch der Haer self ontsinckt en houdt En self den Tempel en Hoe loopt ghy self in uw verdriet Sijn self het brandthout van Haer self soo gantsch verliest Is self de welbron van
selfs [2]	het vuur van selfs gelijk een leven den doodt uws selfs in 't ongeschapen
selve [5]	Ziele op haer selve gelaten bevint hare Sich selve schoude en vond yemant in dat selve exempel der ongelovigheyt zijn en haer selve in den goddelijcken boomen in de selve van allerley vrucht
selven [5]	en uyt haar selven om te komen De Ziele vindt haer selven ick sal my selven aen hem openbaren wien gy u selven stelt tot dienstknechten heeft en hem selven voor my overgegeven
selver [1]	Hy selver is den schat
sen [1]	sal hem onderwij- sen in den wegh
serafijn [1]	Daar gaat en staat de schoone Serafijn
serafijnen [1]	Gelijck in 't Rijck der Serafijnen
set [6]	En set den Geest in De Ziele set sich tegen Vleesch Dan set den vyant scharp En set mijn voeten net SEt my als een segel op De Ziele set haer betrouwen in
setten [1]	wy 't niet setten aan een kant
seyde [1]	Godt seyde Laet ons menschen
seydt [1]	De dwaes seydt in zijn herte
seyt [4]	ons t'samen rechten seyt de Heere Al DE godtloose seyt mijn Godt en Ydelheyt der ydelheden seyt de Prediker ydelheyt Ydelheyt der ydelheden seyt de Prediker ydelheyt
sich [29]	dat de Godloose sich bekeere van zijnen Al geeft sich hier so mildt Waar tegen sich den Esel kant ende hy bekere sich tot den Heere De Ziele set sich tegen Vleesch en Wat moet sich dan een reuk Daer deed sich 't eyslijk Monster Daar sou sich Jesus mijn beminde ende hy heeft sich tot my geneyght Maer nu sich eens verbergt dien den ouden mensch sich wringen als een Dat sijne wortlen sich verdiepen in uw weer en wint sich voor SOude sich yemandt in verborgene Sich selve schoude en vond in het zaetjen in sich treckt ontsinckt en houdt sich stille onse kranckheden op sich genomen en onse mijne gebeenten verheugen sich in uwe kracht Die sich de wereldt kan Al wat sich hier verheft en Dat sich van wat gerings minder speeltuygh daer sich 't knaepjen me Dat hy sich aen sijn vyandt En wreeckt sich aen geen creatuur waer 't vleesch sich in wil vatten Om sich daer meester van dat mijn geest sich gantsch in uwen honger des gemoedts sich recht versaden
sie [1]	als ick die sie vergaen
sien [8]	sy sullen Godt sien Matt 5 vers Nu sien wy 't hoog desen sal ick sien op den armen mijn Godt noch sien noch voelen mach So sien wy haer getrouwlijck Al sien 't geen wereldts niet en soude sien spreeckt de Heere Dat alles sien ick aen als
siet [14]	Smaeckt en siet dat de Heere 't klaer aen kleyne en grooten siet Siet hier een beeldt van uw doodt geweest ende siet ick ben levendigh uwen ondergangh want siet na uwen doodt geschie- den ende siet het was al kende gearbeydt hadde siet het was al Of ghy geen schoon van buyten siet sal niet seggen siet hier ofte siet siet hier ofte siet daer want siet siet daer want siet het Koninckrijcke Godts Hy siet op Godt in Als hy dat hooge segel siet Siet Broeders dat is 't Vaderland
sij- [1]	in de openbaringe sij- ner heerlijckheyt u
sijde [1]	De Sijde 't Purper en
sijn [41]	Sijn aartse lust den vollen toom En spreekt Wy sijn niet t'huys op die my uyt sijn wesen baarde En hoe wy sijn het tegendeel des Van schaemte voor sijn heylig aenschijn komen sal hy ooit sijn woorden tot my my alle onweer sijn geweken mijn Liefste nu sijn vrindlijck aengesicht uyt van wegen sijn spreken ick socht Gedurigh met sijn stralen spoelt Godt en voor sijn eer Sijn hoogen kruyn tot aen de wasse en breed sijn tacken uytwaers streckt voort stap in sijn licht dat ick een misdadigh mensch sijn schult door 's of moorder in sijn hert roodt als Carmoi- sijn sy sullen worden Dan in sijn moeder die hem grondt beweegt uyt sijn accoort moet haer voedtsel sijn en kracht en Nuw is sijn Ziel een huys Sijn eygen grondt dies valt hy yelijck die in sijn oprechtigheyt gewandelt heeft Sijn self het brandthout van dit ick niet verlost sijn noch ontbonden dit levend vuur sijn voetsel heeft verslonden mocht ik nooyt met Godt vereenigt sijn uyt en afgeteert sijn quekend voetsel derft beproeft sal geweest sijn so sal hy Sijn kracht is mijne tuyn sijn is mijne tuyn sijn vriend'lijk aengesicht Sijn oorspronk schoon gelijckt en met Dat altijdt voor sijn Godt in kleynheyt sy alle een sijn gelijkerwijs gy Vader nacht verschilt so sijn wy oock gescheyden Oogst elk rijck sijn vrucht met lust op de aerde sijn Col 3 vers 't Sijn geest gedachten soo Sijn roofslot stoort en maelt tot hy sich aen sijn vyandt wreeckt de ick vervaert sijn Psalm 27 vers
sijnder [2]	Dat sijnder twee die passen u verhooget tot sijnder tijdt 1 Petri
sijne [8]	Want sijne onsienelijke dingen worden ende doorsien beyde sijne eeuwige kracht ende genesinge zijn onder sijne vleugelen ende ghy Dat sijne wortlen sich verdiepen een steen van sijne plaets geheven en- de door sijne striemen is ons met lust in sijne schuren in woont met sijne Majesteyt
sijnen [11]	De Goddeloose verlate sijnen wegh ende de tegen Godt en sijnen wil begeren in my uyt sijnen mondt sal de sachtmoedige sijnen wegh leeren Psalm Slegs over sijnen kruyn heen ruysen voor Godt en sijnen Soon Een Osse kent sijnen besitter ende een Daer Godt met sijnen glans in woont En sijnen Geest met soet ben besprenght met sijnen bloede mijnen Vader in sijnen troon Apoc 3
sijner [4]	sal hy hem sijner ontfermen Isaia 55 voeten net in sijner voeten treden want de vergeldinge sijner handen sal hem de ge- lijckmakinge sijner opstandinge Rom 6
sijnes [1]	met de kussen sijnes monts want uwe
sijns [5]	bloedt Jesu Christi sijns Soons reynight ons Ezel de kribbe sijns Heeren maer Israel eeuwigheyt voor Godt sijns vaders oogen speelt de gelijck- makinge sijns doodts soo sullen Van het vinden sijns zelfs en van
sijt [7]	Ghy sijt een schalck en En sprack wat sijt gy schoon Toen Sijt nuchteren ende waeckt want uwe Ghy sijt mijn grondt waer Ghy sijt mijn Godt u dwaes vernuft wat sijt ghy blindt Sijt ghy soo wijs en laet
silver [3]	is voor het silver ende den oven het gout en silver d'ed'le steen vergaderde my oock silver ende goudt ende
sinc- [1]	afgrond in te sinc- ken als een
sincken [1]	O saligh sincken in een zee
sinckt [1]	En sinckt in een gedurigh
sinnen [1]	beelden door de sinnen in geraeckt
sins [1]	en sal geen- sins hongeren en die
sitten [1]	met my te sitten in mij- nen
sittende [1]	daer Christus is sittende aen de rechter
slaef [1]	Een slaef van 't Koninghlijck
slaen [2]	hem met storm de kruyn in slaen wijl storm en onweer op hem slaen
slaep [3]	Ick slaep in d'uyterlijcke leden Soo slaep ick maer mijn Ick slaep maer 't oogh
slaepsteden [1]	rusten op hare slaepsteden een yelijck die
slaept [2]	ONtwaeckt ghy die slaept ende staet op ja mijn vleesch slaept soo maer voort
slaet [1]	op de rechterwange slaet keert hem oock
slag [1]	Door slag en stoot gekrenckt
slange [1]	ouden mensch sich wringen als een Slange
slangen-treder [1]	Ach Slangen-treder staet my by
slangenbeeldt [1]	Het slangenbeeldt moet dragen al
slangh [1]	Dan wort de slangh in vleesch en
slaverny [1]	En voeren in een diepe slaverny
slavin [1]	Als een Slavin Dat jammer was
slecht [3]	sou die soo slecht en snoodt oogen recht en slecht op Jesus hou WY zijn soo slecht niet als ghy
slegs [2]	Slegs over sijnen kruyn heen ruysen geloove blijft niet slegs van buyten staen
sleutels [1]	ick hebbe de sleutels der helle ende
sliep [1]	Ick sliep maer mijn herte
slijck [3]	Ghy liet den slijck voor 't gout werpt ghy my met dreck en slijck ghy reyn wegh met al uw slijck
slijk [1]	en kiest den slijk voor 't gout
slijm [1]	En slijm der grove lasteringen
sloeg [1]	in my scheen sloeg my het hart
sloft [1]	Wat sloft ghy noch op
sluymeringen [1]	Hy my niet vindt in sluymeringen
slyck [1]	't Aardse niet maar dreck en slyck
smaat [1]	tot een yders smaat en spot
smaeck [1]	gantsch verliest aen smaeck aen reuck en
smaeckt [4]	Smaeckt en siet dat de Heere Al smaeckt het my so en graf al smaeckt het suur dit gebraedt en smaeckt hem niet
smaet [2]	Die kleynder smaet zy leven alle Verachtingh oneer spot en smaet
smalle [2]	Is dit die smalle en steyle baen En valt de smalle weg doorgaens wat
smart [1]	hy niet om uwent wil al smart
smarte [1]	En baert veel jammers en veel smarte
smeeckt [2]	De Ziele smeeckt om bevestinge en En smeeckt uyt liefde voor
smeken [1]	daer helpt geen bidden noch geen smeken
smelt [1]	Dan smelt mijn geest als
smeltkroes [1]	De smeltkroes is voor het
smerte [1]	gaet geen vuur de vlammen deser smerte
smerten [1]	genomen en onse smerten die heeft hy
smertend [1]	haren grondt een smertend lijden
smit [1]	In handen van de helschen smit
smolt [1]	Ick smolt in Godt mijn
snack [1]	Een snack een vonckjen wordt
snarenspel [2]	men- schen kinderen snarenspel ja allerley snarenspel snarenspel ja allerley snarenspel c Doen wende
sneeu [1]	wit worden als sneeu al waren sy
sneeuw [2]	wor- den als sneeuw Jes 1 vers in rijm en sneeuw de strenge winter
snijden [1]	En snijden al uw lusten
snoodt [3]	mach sou die soo slecht en snoodt Het slangenbeeldt moet dragen al te snoodt houden voor een snoodt gespuys
so [54]	So ver van Huys verdwaalt in de Heere Heere So ick lust hebbe geeft sich hier so mildt in desen zijne stemme hooret so en verhardet uwe So spreekt het Vleesch den ouden Is duysentmael so schoon en duysentmael schoon en duysentmael so soet Lely-bladt op aerd so blanck en fijn 't Purper ook so schoon der Rosen hier een Violet so lieflijk en so so lieflijk en so soet So ick het menigmael by koelen So lieflijk vloeyende uyt uw vrindelijken So schoon en blinckende op het Wy vinden 't so Indien ons Godt So sullen wy den vyandt noch Sachtmoedigheyt so breet en hoog Op eenen bergh so wijt en ver hoor ick hem so vriend'lijk in 't So moet in my alle onweer Ziel op u so seer verlieft leven maer niet so het sou Helaes so soud het my So mildt met alle goede gaven So valt de gaef wel over So vloeyt de milde Geest des ô Needrigheyt so hoog te roemen doen mijn Geest so lustig bloeyen So soet en vrindlijk laten vinden So deckt een donckre wolck het So lang dat in my scheen So my maer yets ontmoet dat smaeckt het my so wrang noch geef Ghy doet so recht en wel So houdt nochtans u oog op SO wie ick lief hebbe die So lang de levende fonteyn So langh mijn Ziel hier over So sien wy haer getrouwlijck strijden niet en veroordeelt so hebben wy vrymoedigheyt So troulijck in den gront mijns kruyn heen ruysen so hy wil So doet een jongen boom door het licht is so hebben wy gemeenschap So vraegt een man die nooyt Ontfangt so cierlijk en so so cierlijk en so schoon het sonnen schilt en bleeft so vast en troulijk wil die my so lange hebt gescheyden So lang dit lijden duert op sal geweest sijn so sal hy de Koninckrijck daer uyt so veel gemoeden en nacht verschilt so sijn wy oock vreughde in my so lang tot hy
socht [1]	sijn spreken ick socht hem maer ick
soeck [1]	Ick soeck mijn rust in
soeckende [1]	een briesschende Leeu soeckende wien hy soude
soeckt [2]	de Ziel en soeckt met vlijt te Soeckt de dingen die boven zijn
soet [10]	't aangesicht soo vrind'lijck en soo soet duysentmael so schoon en duysentmael so soet een Violet so lieflijk en so soet So soet en vrindlijk laten Volbrachte werck laet soet en veylig rusten Daer wiert het lieflijck ende soet sijnen Geest met soet gewemel op Godt in soet en suur Ick rust soo veyligh en soo soet Mijn Jesus ach wat zijt ghy soet
soete [2]	my togh uw soete peerl leghtse togh kusjen van u soete mondt
soeter [1]	Te soeter sal de rust
soetheyt [2]	schoonheyt en de soetheyt aller dingen Met soetheyt hebt ghy my
soetig- [1]	uwe kracht en soetig- heyt lof danck
soetigheyt [2]	de welbron van mijn vreugde en soetigheyt Van de geestelyke soetigheyt of genade van
soetste [4]	Neen soetste Jesus bron der Ach soetste Jesus ach versterckt waer- heyt ô soetste lief laet my De soetste Jesus Heer der
somer-regen [1]	Van eenen schoonen Somer-regen
somwijl [2]	Al komt'er dan somwijl een eyslijck monster En schouwt somwijl dat landt daer
son [4]	Is hier de Son gelijk een Bruydegom ghy als de Son soo schoon Waer is de Son waer is den Gelijck als boven son en sterre
son- [1]	ter bekeringe gaat son- der ommesien met
sondaar [1]	Godt zijt my Sondaar genadigh Luce 18
sondelijcke [1]	desen stroom der sondelijcke lusten
sonden [21]	het Vleesch den ouden mensch der sonden saem geset van gruwlen en van sonden Al waren uwe sonden als scharlaken sy op mijn schult en menigte van sonden Dat ick der sonden vyandt ben den stroom der sonden oproeyende In een vergetenheydt der sonden dat Godt de sonden vergeeft gy wort geen sonden quyt van al uw sonden op den hals hart dan wort de nacht der sonden Al waren uw sonden als scharlaken sy ons van alle sonden 1 Joan 1 zijt het self ô mensch der sonden Dat kristallijn gevult met grovigheyt der sonden is sijn Ziel een huys der sonden gehoorsaemt ofte der sonden tot de doodt aerden vloot voor al des werelts sonden schoon hy breeckt door hel en sonden my hebt mijne sonden vergeven en hebt afvloeyenden stroom der Sonden en hoe de
sonder [3]	eeuwigheyt gaan dolen sonder krôning Het hemelrijck is sonder maet En dienen sonder dwangh of wet
song [1]	ick sterck en song en sprong langs
sonne [3]	vreest sal de Sonne der gerechtigheyt opgaen die onder de Sonne geschie- den ende voordeel onder de Sonne Alles wat Godt
sonne-licht [1]	deckt een donckre wolck het stralend sonne-licht
sonne-schyn [1]	de algemeene Goddelyke Sonne-schyn 48 XI Van
sonnen [1]	so schoon het sonnen beelt
sonneschijn [5]	Doorvloeyt van d'eeuwige Sonneschijn Zijt dagh waerom kan uwe Sonneschijn Met dauw en sonneschijn in 't dagen Mijn schoone sonneschijn ô werelt toeft Doorvloeyt van d'eeuwige sonneschijn
soo [95]	gaf voor u soo mild zijn eygen mach sou die soo slecht en snoodt Daar ghy soo diep in ongetrouheyt Om 't aangesicht soo vrind'lijck en soo soo vrind'lijck en soo soet Soo schoon ô Ziel soo schoon schoon ô Ziel soo schoon zijn u Soo ver van huys verdwaalt in Soo waarachtigh als ick leve spreeckt tot den Heere soo sal hy hem ghy my dan soo gantsch en gaar Soo breeckt ghy af en laet Soo moet ick wel in 't Daer soo veel hondert duysent Soo klaer als louter cristallijn Soo vrind'lijk speelen voor den Heere als de Son soo schoon Soo lieflijck welt in mijn gemoedt Soo wort de aerde ontloken en werelts Pel'groms wegh soo swaer en naer Soo ick mijn oogen recht en windt en stroom soo lange tot wy Soo slaep ick maer mijn herte mijn vleesch slaept soo maer voort Soo lang het morgenlicht verbeyt van Soo lange als ghy noch den En soo dat wesentlijck niet Soo blijft uw arme Ziel een Het gaet'er soo niet toe gelijck Soo wast de nieuwe creatuur in 't Paradijs soo schoon segge ick u soo ymandt niet gebooren Soo langh ick leef wil ick Soo dat ick u ô Godt Soo was de schoone Ziel het En d'edele Beeltenis soo jammerlijck verstoort Soo lang het Zielen-vuur niet eet Soo lange sal het oock een Soo wordt de vuur'ge Ziel met heyligh wesen wort soo heerlijck om 't Soo wordt door 't recht geloof Soo vraeght het oude Adams kindt en 't Vaderlandt soo blindt Wanneer de Ziel soo gantsch en gaer Soo wel oock hier daer d'aerde Soo swerft een steen van sijne ô Arme Ziel soo ver van huys ghy dat niet soo moet uw eeuwigh het eeuwigh duurt soo langh Ick vloogh soo ver tot dat Soo sult ghy sacht in Godt diepste liefde Godts soo konde ick niet 't uytgestorte heyl soo groot en menighvuldigh Soo spits om quaed in 't Laet branden soo het wil ja Het ga soo 't wil en Soo langh daer noch in mijn Soo langh wordt ghy van my ende mijn herte soo is Godt de SOo wort een Rosenhof met morgen-dau waer zijt ghy soo lange ge- weest Haer self soo gantsch verliest aen Soo louter moet den geest in Uyt soo veel duysenden maer makinge sijns doodts soo sullen wy het 't is gelijck soo dwaes ick voor Soo dwaes ô werelt zijt ghy Soo dwaes als ghy my acht Soo dwaes schat ick u weer Sijt ghy soo wijs en laet de werelt is Soo yemant de werelt Verwondert u dat soo ô wijse wereldtlingh Soo weynigh als ghy u van Soo weynigh konnen my alle aertsche hy de Ziel soo schoon tot zijn WY zijn soo slecht niet als Sijn geest gedachten soo ghy 't acht Soo dun en klaer als kristallijn En konnen haer soo schoon niet maken bloedt dat dier soo hoogh niet vieren Soo schoon oock in des menschen Soo lange tot de scherpe doodt Soo valt een Christen Godt te en wederstaet maer soo wie u op Soo langh ick woon in 't lijden Christi al- soo verblijdt u op Ick rust soo veyligh en soo soo veyligh en soo soet Soo duyd'lijck op mijn hart geset Die wy soo mildt van Godt in mijne Ziel soo branden bron daer ick soo seer na dorst Soo kan den honger des gemoedts Soo mild om mee te delen Soo schoon aan alle kanten
soon [2]	Hy staet voor Godt en sijnen Soon Ick heb den Soon uyt Godt den
soone [1]	sal my een Soone zijn Apoc 21
soons [2]	Jesu Christi sijns Soons reynight ons van het geloove des Soons Godts die my
sorgeloos [1]	Een overvloet om sorgeloos te branden
sorgen [1]	tijds genoeg wegh al te diepe sorgen
sou [16]	Gebeuren mach sou die soo slecht Hoe sou ons niet het Doot en Hel sou zijn Wel leven maer niet so het sou Daar sou sich Jesus mijn Dan sou sy met het die wegh dan sou mijn herte bloeyen noch geen diepte sou ons scheyden ick onversaet 't sou my geen voedsel Godts handt waer sou sy hene tot ware ruste sou mogen komen Wie sou dat mijnen Wil kindt en aengesien sou zijn Hoe sou my dan de Al mijn gerechtigheyt sou my niet mogen Wie sou om sulck een
sou- [1]	levens-kracht voor wien sou- de ick vervaert
soud [6]	Soud ghy my dan soo gantsch Soud ghy uw vrint uw naaste gy mijn Lief soud ik u niet Helaes so soud het my oock Al soud ghy hem met heyl voor wien soud ick vresen De
soud' [2]	mijn grondt waer soud' ick gaen des kinderspels en soud' ons niet wel
soud'ick [1]	Waer soud'ick heen Helaas hy
soude [5]	SOude sich yemandt in verborgene plaetsen hem niet en soude sien spreeckt de zijn indien ick soude leven soeckende wien hy soude mogen verslinden 1 Wie soude de afdwalinge verstaen
souden [4]	Hoe souden wy 't niet te verontschuldigen en souden zijn Rom 1 wy geen schoonheyt souden minnen Mijn krachten souden my begeven en
souder [1]	Wat souder van die hoogten
soudet [4]	wegen want waerom soudet ghy sterven ô weten dat ghy soudet afleggen aengaende de Ende dat gy soudet vernieuwt worden in ghy zijne voetstappen soudet na- volgen 1
soudt [1]	Ghy soudt voor dese schoonheyt
spant [1]	En spant de kroon van
speelen [2]	Soo vrind'lijk speelen voor den Heere Als Kindren Godts te speelen
speelt [4]	als kristal waer op geen koelte speelt eeuwigheyt voor Godt sijns vaders oogen speelt en mijn herte speelt in u- we beuselingen daer 't onnosel kindt me speelt
speeltuygh [1]	En minder speeltuygh daer sich 't
spelent [2]	goedt mijn weelig spelent leven men lockt een spelent kint
spiegel [3]	Een klare Spiegel voor het eeuwige Dien klaren Spiegel heeft de valsche klaren Geest een spiegel voor den Heere
spijs [3]	ô Schoone reuck ô schoone spijs De spijs most in my en wyn een spijs voor 't rechte
spijse [2]	huys vervult met spijse sag De leckere spijse en dranck de
spint [1]	een schalck en spint my maar ellende
spits [1]	Soo spits om quaed in
spoelt [1]	Gedurigh met sijn stralen spoelt
spot [2]	maken tot een yders smaat en spot Verachtingh oneer spot en smaet
sprack [3]	En sprack wat sijt gy Sprack mijn gemoet met stoutheyt an Ick suchte en sprack ach Vader ach
spreeck [1]	Wat ick hier spreeck sal die verstaen
spreeckt [6]	als ick leve spreeckt de Heere Heere De verlichte Ziele spreeckt hoe of op en soude sien spreeckt de Heere en ende de Aerde spreeckt de Heere Jerem De Ziele spreeckt van den standt De Ziele spreeckt van de loutere
spreekt [6]	niet versaagt of yemandt tot u spreekt En spreekt Wy sijn niet So spreekt het Vleesch den schouwende leven en spreekt veel hooge en Die Ziele spreekt van haer wesen De Ziele spreekt van de menighte
spreken [2]	hy ooit sijn woorden tot my spreken van wegen sijn spreken ick socht hem
sprong [1]	en song en sprong langs 't padt
sta [1]	beelden uyt en sta de Godtheyt stille
staaltje [1]	Een staaltje mocht behouwen
staan [1]	Vleesch en dese staan tegen malkanderen Gal
staat [2]	Daar gaat en staat de schoone Serafijn Dat Roose root staat schoon by goude
stadigh [1]	Die stadigh na beneden vloeyt
staen [4]	den slijck voor 't gout wel staen een Beemd met bloem en vruchten staen geloove blijft niet slegs van buyten staen en bleeft so vast en troulijk staen
staet [11]	Ach Slangen-treder staet my by ende rondasse ende staet op tot mijner want Godt weder- staet de hoveerdige maer vallen al wat staet verheven die slaept ende staet op uyt den En staet in rijm en Hy staet voor Godt en Dan staet den nieuwen bloot Soo wel oock hier daer d'aerde staet Al staet de gantsche creatuur ouden muur die staet noch tusschen beyden
stand [1]	dit raeckt uw stand gewis
standt [1]	spreeckt van den standt der goddeloosen
stant [1]	in haer eerste stant mag komen
stap [1]	En voort stap in sijn licht
ste [1]	ô ghy schoon- ste lief mijn herte
steden [1]	Verlaet de Steden en woont in
steeckt [3]	nieuwen mensch die in den ouden steeckt Die steeckt zijn Ziel in IN wien noch sulck een prickel steeckt
steekt [1]	Daar ghy soo diep in ongetrouheyt steekt
steen [5]	gout in eenen steen wanneer den ouden Soo swerft een steen van sijne plaets goedt het gout en silver d'ed'le steen Den steen bestormt met zijnen mijn lief ghy zyt den waerden steen
steenrots [2]	Wie is dien Steenrots in wiens kloven Waert ghy den Steenrots niet ick wist
steenrotse [1]	woont in de Steenrotse ghy inwoonders van
steenrotze [1]	Ghy zijt mijn Steenrotze ende mijne Burght
steken [1]	hoogen kruyn tot aen de wolcken steken
stelde [1]	d'afgevallen Ziel en stelde u tusschen beyden
stelen [2]	dieven doorgraven ende stelen Maer vergadert u ven noch en stelen Want waer uwen
stellen [1]	om quaed in 't werck te stellen
stelt [1]	gy u selven stelt tot dienstknechten ter
stemme [1]	indien ghy zijne stemme hooret so en
sten [1]	op den hoog sten trap
sterck [4]	Toen was ick sterck en song en hoe groot hoe sterck om strijd te Hoe groot en sterck voor overgaet de liefde is sterck als de doodt
sterckheyt [1]	Laet my uw sterckheyt en mijn swackheyt
sterckte [1]	heyt lof danck sterckte prijs en eere
sterft [1]	vuur van selfs gelijk een leven sterft
sterk [1]	XXVII Van een sterk aenhangen der Ziele
sterken [1]	Mijn sterken Godt ghy moet
sternisse [1]	in de duy- sternisse niet wandelen maer
sterre [2]	eenen troon hoogh boven maen en sterre Gelijck als boven son en sterre
sterren [3]	hebt in der Sterren Geest 't regement der Sterren voort gedreven Beseten van een sterren geest
sterven [8]	waerom soudet ghy sterven ô huys Israels 'k Wil hondert dooden om u sterven Daer groent een leven door dat sterven En sinckt in een gedurigh sterven in den Heere sterven van nu aen In 't sterven wort uw gront te gronde toe haer eygen wille sterven Christus ende het sterven is my gewin
steyl [1]	smalle weg doorgaens wat scharp en steyl
steyle [2]	troosten ons de steyle en harde gangen die smalle en steyle baen
stichtingh [1]	dierbare Waerheden tot stichtingh van haer naesten
stierman [1]	ô Wijse Stierman geeft my kracht
stijf [1]	was 't van goudt en peerlen stijf
stil [3]	En groenen onderwijl gelaten ende stil Ziele gelaten en stil in 't vuur Wy leggen stil op Jesus herte
stilheyt [1]	Als stilheyt woont in mijnen
stille [4]	beelden uyt en sta de Godtheyt stille Haer self ontsinckt en houdt sich stille Die quade meester houdt hy stille Ghy sijt mijn Godt u houd'ick stille
stillen [2]	Dien stillen suyv'ren grondt beweegt sachtmoedi- gen en stillen Geest die kostelijck
stof [4]	voor Godt tot stof en niet een Worm in stof en asch te boosen mensch tot stof en asch verteeren Worm in 't stof een Koning mee
stondt [1]	't Geschooren net stondt over al
stooren [1]	Dat sy mijn ruste wouden stooren
stoort [1]	Sijn roofslot stoort en maelt tot
stoot [1]	Door slag en stoot gekrenckt niet meer
storm [2]	ghy hem met storm de kruyn in tot dag wijl storm en onweer op
stoutheyt [1]	mijn gemoet met stoutheyt an
straf [1]	Die straf past op mijn
straffe [1]	De straffe die ons den
stralen [1]	Gedurigh met sijn stralen spoelt
stralend [1]	donckre wolck het stralend sonne-licht
streckende [1]	achter is ende streckende my tot het
streckt [1]	wasse en breed sijn tacken uytwaers streckt
strenge [1]	en sneeuw de strenge winter door
stricken [3]	de menighte der stricken en netten des Ontelbaer waeren al de stricken Die stricken en dat loose
striemen [1]	de door sijne striemen is ons genesinge
strijd [1]	hoe sterck om strijd te winnen
strijde [1]	arme Ziel ick strijde voor uw eere
strijden [2]	So sien wy haer getrouwlijck strijden met u o blindt vernuft te strijden
strijdt [3]	met mijne twisters strijdt met mijne bestrij- Vergeeten armoedt strijdt en haet II Van den strijdt tussen Geest en
strijt [1]	vernuft dat kruys dien tegenspoet en strijt
stroom [4]	gestadig tegen den stroom der sonden oproeyende Op desen stroom der sondelijcke lusten Door windt en stroom soo lange tot Van den afvloeyenden stroom der Sonden en
strooyden [1]	En strooyden al te wreet
sturf [1]	TOen 't Saatjen sturf in 's aertrijx
stuyft [1]	Ghy stuyft tot niet ick
stuyve [1]	dat ick mocht van d'aerde henen stuyve
su [1]	in Christo Je- su Phile 3 vers
suchte [1]	Ick suchte en sprack ach
suchten [1]	in gelatenheyt met tranen en met suchten
sulck [5]	ghy noch op sulck een groot gewin mensch behaegt u sulck een leven u niet tot sulck een ende IN wien noch sulck een prickel steeckt Wie sou om sulck een Koningryck
sullen [10]	herten Want sy sullen Godt sien Matt So sullen wy den vyandt als scharlaken sy sullen wit wor- den sachtmoedige Want sy sullen het aerdtrijk beërven als scharlaken sy sullen wit worden als Carmoi- sijn sy sullen worden als witte vrucht harer werken sullen eeten Iesa 3 Sy sullen rusten op hare sijns doodts soo sullen wy het oock Die wy daar sullen vinden
sult [5]	herten ende ghy sult ruste vinden voor vleugelen ende ghy sult uytgaen ende toenemen Soo sult ghy sacht in Ghy kunt noch sult my niet ontvlieden Veel minder sult ghy my al
suur [2]	doodt en graf al smaeckt het suur siet op Godt in soet en suur
suyv'ren [1]	Dien stillen suyv'ren grondt beweegt uyt
suyverheyt [1]	witheyt van uw suyverheyt dan zijn
swackheyt [1]	sterckheyt en mijn swackheyt daeglijcks leren
swaer [1]	Pel'groms wegh soo swaer en naer bedeckt
swanger [1]	uw gront van 't rechte leven swanger
swaren [1]	Den groven swaren last der Zielen
sweeft [1]	niet dat ghy dus dwaalt en sweeft
sweep [1]	als met een sweep de gantsche creatuur
sweet [1]	en doopt in sweet mijn haren
swerft [1]	Soo swerft een steen van
swerven [2]	voor het onrustigh swerven en hoe sy hier een beeldt van uw ellendigh swerven
sweven [1]	ô Arme Ziel in eeuwige onrust sweven
swijgen [1]	Het minder moet voor 't meerder swijgen
swooren [1]	Schoon alle dingen t'samen swooren
sy [34]	van herten Want sy sullen Godt sien Goddelijkheyt op dat sy niet te verontschuldigen sonden als scharlaken sy sullen wit wor- mijn Geest hoe sy haer heeft te Indien sy wil haer Bruydegom de sachtmoedige Want sy sullen het aerdtrijk Want liefden sy haer Godt niet Dan sou sy met het vuyl sonden als scharlaken sy sullen wit worden sneeu al waren sy roodt als Carmoi- als Carmoi- sijn sy sullen worden als Godts zijn Want sy zijn hem dwaesheyt door welk middel sy in haer eerste Indien sy 't wesen Godts Daer brand sy eeuwigh in en Dan is sy met Godts licht handt waer sou sy hene Sy is met heerlijckheyt gekroont gaen sal dat sy de vrucht harer Geest op dat sy rusten mogen van Want sy doordringen 't gantsch swerven en hoe sy tot ware ruste Maer al vergeefs sy vindt haer ruste Sy sullen rusten op hare slaepsteden wille gantsch verslonden sy tot assche NU sy u ô groten we liefde Danck sy u eeuwiglijck dat Op dat sy alle een sijn u dat ook sy in ons een soo dwaes ick voor u oogen sy Maer Godt sy lof wy zijn Dat sy mijn ruste wouden Sy roofden mijne ruste niet is grooter dan sy alle
syn [1]	Het syn geen Bloemen uyt