De Ziele zijnde seer verlieft op de edele deugt der sachtmoedigheyt [5]
De Ziele zijnde seer verlieft op de edele deugt
der sachtmoedigheyt.
der sachtmoedigheyt.
Sachtmoedigheyt so breet en hoog te roemen,
O schone Bloem! Princes van alle bloemen,
U heb ick lief; al wast gy onder 't kruys,
Op eenen bergh, so wijt en ver van huys,
Noch hoop ick u te vinden en t'erlangen;
Wy troosten ons de steyle en harde gangen;
Gy zijt de Bloem die Jesus garen ruyckt,
Als ik u heb met dese handt gepluykt,
En, tot çieraet, op mijnen bloesem drage,
Dan sal ik eerst mijn Bruydegom behagen:
Mijn Godt, mijn Lief, mijn Jesus, al mijn goet;
Dan hoor ick hem so vriend'lijk in 't gemoet;
Want sal hy ooit sijn woorden tot my spreken,
So moet in my alle onweer sijn geweken;
Als stilheyt woont in mijnen diepsten gront,
Dan vloeyt Godts woordt in my, uyt sijnen mondt,
En leert mijn Geest hoe sy haer heeft te dragen,
Indien sy wil haer Bruydegom behagen.
Sachtmoedigheyt die my het hert doorgrieft,
Hoe is mijn Ziel op u so seer verlieft.
O schone Bloem! Princes van alle bloemen,
U heb ick lief; al wast gy onder 't kruys,
Op eenen bergh, so wijt en ver van huys,
Noch hoop ick u te vinden en t'erlangen;
Wy troosten ons de steyle en harde gangen;
Gy zijt de Bloem die Jesus garen ruyckt,
Als ik u heb met dese handt gepluykt,
En, tot çieraet, op mijnen bloesem drage,
Dan sal ik eerst mijn Bruydegom behagen:
Mijn Godt, mijn Lief, mijn Jesus, al mijn goet;
Dan hoor ick hem so vriend'lijk in 't gemoet;
Want sal hy ooit sijn woorden tot my spreken,
So moet in my alle onweer sijn geweken;
Als stilheyt woont in mijnen diepsten gront,
Dan vloeyt Godts woordt in my, uyt sijnen mondt,
En leert mijn Geest hoe sy haer heeft te dragen,
Indien sy wil haer Bruydegom behagen.
Sachtmoedigheyt die my het hert doorgrieft,
Hoe is mijn Ziel op u so seer verlieft.
Goddelijk Antwoordt.
Neemt mijn jock op u, ende leert van my, dat ick
sachtmoedigh ben, ende nederigh van herten: ende ghy
sult ruste vinden voor uwe Ziele.
sachtmoedigh ben, ende nederigh van herten: ende ghy
sult ruste vinden voor uwe Ziele.
Op het V. Sinnebeeldt.
Van de Sachtmoedigheyt.
Van de Sachtmoedigheyt.
DE Ziele die Jesus den allersoetste en vriendelijkste
Bruydegom behagen wil, en garen schoon was in
sijne oogen, die moet het hoogh-edele en boven mate
schoone Bloemtjen der Sachtmoedigheyt op haren boe-
sem dragen.
Bruydegom behagen wil, en garen schoon was in
sijne oogen, die moet het hoogh-edele en boven mate
schoone Bloemtjen der Sachtmoedigheyt op haren boe-
sem dragen.
Dit Bloemtjen wast niet in haer eygen hof, maer ver-
re van huys, verre van vleeselijk gemack, eygen wille,
eygen liefde, eygen gerechtigheyt, en ydele eere, op ee-
nen hoogen bergh, daer wast het onder 't kruys, in hitte
en koude, in regen en wind, en sich gedurigh neygende en
buygende laet alle onweder over hem hene ruyschen.
re van huys, verre van vleeselijk gemack, eygen wille,
eygen liefde, eygen gerechtigheyt, en ydele eere, op ee-
nen hoogen bergh, daer wast het onder 't kruys, in hitte
en koude, in regen en wind, en sich gedurigh neygende en
buygende laet alle onweder over hem hene ruyschen.
Wie nu dit Bloemtjen begeert te hebben, die moet het
daer gaen soecken, het is seer schoon in de oogen des
Bruydegoms, en daerom heeft hy ons met sijn gantsche
leer en leven daer toe aengemaent.
daer gaen soecken, het is seer schoon in de oogen des
Bruydegoms, en daerom heeft hy ons met sijn gantsche
leer en leven daer toe aengemaent.
De sachtmoedigheyt is dichte by Godt; want de
Sachtmoedigen hooren de stemme Godts, die de haesti-
ge en toornige menschen nimmermeer en horen: want
als de windt stormt, dat de vensteren en deuren kraken,
dan kan men niet wel hooren. Sult gy nut dat Vaderlijke
verborgen heymelijk Woort, dat in den heyligen inwen-
digen gront gesproken wort in u hooren, so moet in u
alle haestigheyt en ongestuymigheyt neder leggen, en gy
moet een sachtmoedig Schaepjen zijn, en bekennen uwe
groote gebreecken, en laten die; hoorende na dese stem-
me met stille Sachtmoedigheyt, dit is al die gene ver-
borgen, die geen Schapen zijn.
Sachtmoedigen hooren de stemme Godts, die de haesti-
ge en toornige menschen nimmermeer en horen: want
als de windt stormt, dat de vensteren en deuren kraken,
dan kan men niet wel hooren. Sult gy nut dat Vaderlijke
verborgen heymelijk Woort, dat in den heyligen inwen-
digen gront gesproken wort in u hooren, so moet in u
alle haestigheyt en ongestuymigheyt neder leggen, en gy
moet een sachtmoedig Schaepjen zijn, en bekennen uwe
groote gebreecken, en laten die; hoorende na dese stem-
me met stille Sachtmoedigheyt, dit is al die gene ver-
borgen, die geen Schapen zijn.
De Sone Godts is self de ware Sachtmoedigheyt, die
de eeuwige Vader in de grondelose diepte der eeuwig-
heyt vervult, in dien wy dan in de Sachtmoedigheyt in-
gaen, so gaen wy in Christo. In het inwendige Rijke
Godts is niet als louter Sachtmoedigheyt en ootmoedig-
heyt, daer is geen grim, geen toorn, noch hovaerdy,
daerom wie in dat selve Koninckrijk begeert in te gaen,
die late het hem rechtschapen ernst zijn om alle grim-
migheyt af te sterven, en van Jesus Christus te
leren Sachtmoedigheyt en nedrigheyt des herten.
de eeuwige Vader in de grondelose diepte der eeuwig-
heyt vervult, in dien wy dan in de Sachtmoedigheyt in-
gaen, so gaen wy in Christo. In het inwendige Rijke
Godts is niet als louter Sachtmoedigheyt en ootmoedig-
heyt, daer is geen grim, geen toorn, noch hovaerdy,
daerom wie in dat selve Koninckrijk begeert in te gaen,
die late het hem rechtschapen ernst zijn om alle grim-
migheyt af te sterven, en van Jesus Christus te
leren Sachtmoedigheyt en nedrigheyt des herten.
Sachtmoedigheyt, ô koele Bron
Des Levens, wellende uyt Godts krachten,
Gy moet mijn Zielen vuur versachten
Dat buyten u niet leven kon.
Wel leven; maer niet so het sou.
Toen Lucifer, een Vorst der Kooren,
Door valse lust u hadt verlooren,
Toen wierdt hy grimmig, hart en rou.
Helaes! so soud het my oock gaen,
Indien ick niet uyt u mocht drincken,
Het Zielen vuur verloor zijn blincken,
En 't ware leven was gedaen.
ô Eeuwig licht der Majesteyt!
So mildt met alle goede gaven;
Laet uwe liefde ons eeuwig laven
Met water der Sachtmoedigheyt.
Des Levens, wellende uyt Godts krachten,
Gy moet mijn Zielen vuur versachten
Dat buyten u niet leven kon.
Wel leven; maer niet so het sou.
Toen Lucifer, een Vorst der Kooren,
Door valse lust u hadt verlooren,
Toen wierdt hy grimmig, hart en rou.
Helaes! so soud het my oock gaen,
Indien ick niet uyt u mocht drincken,
Het Zielen vuur verloor zijn blincken,
En 't ware leven was gedaen.
ô Eeuwig licht der Majesteyt!
So mildt met alle goede gaven;
Laet uwe liefde ons eeuwig laven
Met water der Sachtmoedigheyt.
Translations
Literature
Sources and parallels
- Modified pictura in the 1714 edition (the soul does not look at the cross but at the flower; the hill of the cross is higher and desolate; a smaller flower now represents modest gentility; there is a pilgim visible in the background): De Ziele zijnde zeer verliefd op de edele deugd der zachtmoedigheid [5] (in: Jan Luyken, Jesus en de ziel (1714)) [Compare]