Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Omnia vincit Amor [87]


su1724087pict

Back to top ↑
XLII.
Liefde verwint alles.

HEt sterk Geloof magh weerelden verwinnen,
De Liefde neemt den hoogen hemel in;
Haer pyl doorwont een nedrigh hart van binnen.
Niets wederstaet de krachten van de min.
Godts Liefde wyst het doelwit aen haer ooge:
Zy mikt en treft dat doelwit met den schicht.
Geen wonder, want zy schiet met zynen boge;
Hy leent de pyl, en stelt het wit in 't licht,
Geen schilt, geen zwaert, geen kracht van hooge muuren,
Geen angst hoe bang, geen lyfsgevaer hoe groot,
Kan haer gewelt ontworstlen nogh verduuren:
Z'ontwapent zelfs den onverwinbren doot.
Een Ziel, door haer gewondt, weet van geen wyken
Nogh wankelen; want Jezus sterkt en hoedt,
Zyn lieve bruit. zy zal den eerprys stryken,
't Genadeloon van 't onverzet gemoet.
Gelukkigh, wie met Jezus trekt te velde
Den Leitsman ter volmaekte zaligheit,
Die zich alleen in d'ope bresse stelde,
En heelde Godts gequetste Majesteit.
Sta vast, myn ziel, gy zult uw wit niet missen,
Die wonde ontdekt u Godts geheimenissen:



Omnia vincit Amor.

Back to top ↑

Sources and parallels