Pieter Huygen, Beginselen van Gods Koninkrijk (1689)
Front
Emblems
- 't Verlokte oog misleid den Boog [1]
- Helaas! een dwaas en zot verkiezen [2]
- All' wat van goed tot quaad vervalt, Geeft d' allergrootste wangestalt [3]
- Volkomen een, altijd gemeen [4]
- Die enkel uit onkunde dwaald, Word van God weêr te rug gehaald [5]
- Wie quist, die mist [6]
- Zuur verkregen, licht ontzogen [7]
- God schept en teeld, volmaakt zijn Beeld [8]
- Wie rust met half voltrokken werk, Mist licht zijn wit en ogemerk [9]
- Aan d'overkant, is 't zalig land [10]
- Na ruim en vlak, een heilloos rak. Na smal en steil, veel ruimte en heil [11]
- Onbezocht, onbedocht [12]
- Geen rust-gewin, voor lust en minn', Als enkel, in ons Grond-begin [13]
- Jonk en teer, licht om veer [14]
- 't Natuurlijk-vast en scheid men niet, Voor eige-will' geweld geschied [15]
- Ontbind, en spoed, u van de Wal, Zo wind, en vloed, u baten zal [16]
- Qaade Lust, nimmer rust [17]
- Hoe minder aard', hoe meerder vaart [18]
- Gods Liefde-zonne schijnt en gaat, In all' wat voor haar open staat [19]
- Leert 't onderzoek ons iet: Veel klaarder 't zelf-geniet [20]
- D'eerste Prang, valt zeer bang [21]
- Elk na 't Zijne, Ik na 't Mijne [22]
- Maar een, van tween, of geen [23]
- Gods aangename Zon, Is aller levens Bron [24]
- 't Wil zo nood', in den Dood [25]