Pieter Huygen, Beginselen van Gods Koninkrijk (1689)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Leert 't onderzoek ons iet: Veel klaarder 't zelf-geniet [20]


hu1689020pict

Back to top ↑
Leert 't onderzoek ons iet:
Veel klaarder 't zelf-geniet.


Joh. 4.41, 42.
Ende daar geloofden 'er veel meer om sijns Woords wille, ende
zeiden tot de Vrouwe, wy en geloven niet meer om uwes zeggens
wille, want wy zelve hebben Hem gehoort, en weten dat deze
waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der waereld
,

De ziele onderwijst haar zelven, hoe by de verstandelijke kennisse
Gods, die zy uit het heilige Woord Gods begrepen heeft,
diend gevoegt te zijn de ondervindelijke kennisse
.

Stem: 't Is goed Kapucijn te zijn.
'K Voele klaar in mijn natuur,
Dat ze in de Lucht moet leven,
Of ze zou den geest haast geven,
En uitdoven als het vuur:
'K voel ook wel in mijne ziele
Dat in God haar leven is,
Die, 't en zy Hy z' onderhiele,
Zonk in haar verderffenis.

Maar hoe leev' ik in de Locht?
Moet ik die wel ooit gaan zoeken
Wijds en zijds in alle hoeken,
Neen: dat waar verkeerd gezocht:
Want nu 'k in haar ben en blijve:
En zy in my: als ik haar
In- en uit-waard trek en drijve:
Kenn' ik best haar hoe en waar.

Die met 't zienlijk Element,
't Zy met Water, Vuur of Aarde,
Om te zien sich niet en paarde,
Maar heel anders word gekend:
Want die 't Licht, of Hitt', of Koude,
Welk sich door de Lucht verspreid,
Voor de Lucht aanmerken zoude,
Was in 't oordeel zeer misleid.


z' Is niet tastbaar, z' is niet grof,
z' Is niet zienlijk als all' d'and're
Elementen met elkand're,
z' Is gansch van een and're stof,
En men leerd z' ook anders kennen,
Allerklaarst wel door genot,
Byna zo men sich moet wennen
Om te kennen sijnen God.

Want die kan men allernetst,
Door Bevinding kennen leren,
Al wat Godgeleerde Veêren
Ons ooit hebben voor geschetst,
Van Gods goedheid en ontferming,
Van Gods ondoorgrondlijkheid.
Van sijn liefde en erberming
Aan den mensch te kost geleid.

Dat omhelz' ik en geloof' t:
Maar als Weten het Geloven
Door Genieten schijnt te doven,
Zo de Zon het Maan-licht dooft,
Als wy Godes goedheid Smaken,
En dat sijn ontfermenis
Onze ziele diep komt raken,
Weten wy best wat God is.

Schoon zo veel in 't heilig Boek
Van Gods trouwe word geschreven,
En hoe Hy sijn Geest wil geven,
Zo men door gebeên Hem zoek',
Hoe sijn woorden zuiver waar zijn,
Vol van diep geheim en pit,
Vol van wijsheid, leerzaam, klaar zijn,
Hoe daar 's levens kracht in zit.


Niemand is des recht bewust,
Als die 't kend door 't waar Genieten,
In wiens ziel Gods stromen vlieten,
Die sijn God, en God hem, kust,
Daar het hert rust in Gods wille,
Daar de mensch is als ontmenscht,
Daar men lieflijk, zoet en stille,
Vind in God al wat men wenscht.

Heere! help dan onze ziel
U d'Onzienlijken beschouwen,
En U tegenwoordig houwen,
Ach! dat z' U nooit af en viel!
Maar in U haar adem hale,
Als waar in ze is en leeft,
Dat ze sich in U bepale,
Die geen end noch palen heeft.

Hoe nodig d'innerlijke ondervindinge zy.
DE Mensch pleeg op twe'erleye wijse tot kennis van sa-
ken te komen, namelijk door enkele verstandelijke
bevattingen, ontstaande uit bedenken, redenkavelen en
overleggen: waar door hy dan tot vaststelling en geloof
van 't een en 't ander komt, schoon hy het nooit met sijn
ogen gezien of ondervonden heeft: Want zo gelooft men
dat 'er Oostindien, Turkyen, &c. is, alhoewel men 'er
nooit geweest is, om al de ontwijfelbare bewijzen die daar
van zijn. Dus stemt men in zaken van religie toe, dat 'er
zulk een Enige, Ewige en Almagtige God is, als de Schrif-
ture ons leert, en dat 'er, voor ruim zestien en een halve
eeuw, Enen op aarden is geweest, die genaamt wierd Je-

sus de Christus, die wy voor de ware Messias houden: als
mede, dat de Boeken van 't Oude en Niewe Verbond,
waarachtig en Goddelijk zijn, om dat 'er voor alle deze
dingen zo veel redenen en bondige bewijzen zijn, dat een
oprecht en na-de-waarheid-overhellend gemoed, niet kan
nalaten die by te vallen en aan te nemen.

Maar ten anderen, men geraakt ook aan kennis door
ondervindinge en ervaring: by voorbeeld, zo weet men
by ondervinding, dat men leeft, hertstochten, honger,
dorst, pijn, droefheid of blijdschap heeft: En in 't Gods-
dienstige, of wy in wroeging of vrede met onze conscien-
tie staan. Of we, biddende om kracht tegen de zonden,
die verkrijgen of niet. Of we veel of weinig liefde tot God
hebben. Of ons de Wille en Eere Gods ter herten gaat of
niet. Met wat smaak en lust wy sijn heilig Woord lezen.
Hoe zeer wy daar van geraakt worden. Wat overleggin-
gen en gedachten ons meest by zijn. Of ons de Beloften
Gods, ten goeden aanmoedigen, en of de dreigementen
ons van 't quade afschrikken. Of wy zo ver gevordert
zijn, dat wy den Heere onzen God op een kinderlijke wij-
ze beginnen lief te krijgen. Of de wortel der zonden in
ons begint te versterven, dan of ze door de eerste of twede
beweging tot zonden, noch toont dat ze leeft. Of de hoop
en de nabyheid Gods en des ewigen levens ons nader
komt. Of d'ewigheid ons in onzen geest groot begint op
te gaan. Of wy de sterke kracht der zonden en des Dui-
vels wel kennen, en gewaar zijn geworden, en daar te-
gen de werkelijke en levendige kracht Gods, die door sijn
Geest in de Godvrezende sterker bevonden word, als de
gene, die in de waereld is. Of wy gevoeld hebben en noch
gevoelen, dat de liefde Gods in onze herten uitgestort is door den
heiligen Geest.

Of wy alleen, om dat de heilige Schrift getuigt, dat
God goed, wijs en almachtig is, zulx geloven, dan of wy
het ook by ondervinding, in onze ziele op een levendige
wijze zijn gewaar geworden. Of wy veel van 't Evange-

lium houden, alleen om dat 'er zulke heerlijke dingen in
worden voorgesteld, dan of ook de ware deelachtig wor-
ding dier zaken, voor zo veel ze in dit leven konnen geno-
ten worden, ons tot die hoge waardering heeft doen over-
gaan.

In 't kort: of wy alle deze en diergelijke dingen in 't
Woord Gods lezende, alleen daarom geloven, dan of wy
't ook zo in ons herte bevinden, gewaar worden, gevoe-
len en smaken, en derhalven mede door ondervindinge,
weten de dingen die ons van God geschonken zijn.

Waarlijk dit onderscheid is zeer groot! Alleen te re-
denkavelen en daarom te geloven, zonder het ooit bevon-
den te hebben, dat Brood het herte des menschen sterkt,
en dat Wijn, het zelve verquikt, dan door 't eeten des
Broods, en 't nuttigen des Wijns het in sich zelven krach-
tig t'ondervinden. 't Is heel wat anders, alleen te horen,
en met het verstand na te gaan, de sterke en beroerelijke
liefde, die een Moeder tot 'er Kind heeft, of zelf een Moe-
der te zijn, en die tedere bewegingen der liefde te gevoe-
len. Van de hitte des vuurs te horen, hoe verterende het
is, en wat smertelijke en doordringende pijn het kan ver-
oorzaken, als men het te na komt, zonder nochtans ooit
vuur gezien of gevoelt te hebben; 't welk heel wat anders
zou zijn, als het zo te kennen, gelijk wy alle nu door on-
dervindinge doen.

Dus is het ook gelegen met het geestelijk voedsel der
zielen, het brood des ewigen levens, Jesus Christus: met
de Wijn des heiligen Geestes: met by redenering alleen,
of ook by Wedergeboorte en ondervindinge een Christen
te zijn. De Helle en Hemel te kennen, alleen door lezen,
of daar en boven ook door een helsche en hemelsche stand
enigermate geproeft te hebben. De Godsdienst te handha-
ven en waar te nemen als een Dienstmaagd het kind van
haar Vrou doed, of als de Moeder. Het vuur der liefde
Gods te voelen, en in sich te hebben, of' er alleen van te
spreken.


Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page:

No references to this emblem or page found.