← Content: PreviousContent: Next →

Onbezocht, onbedocht [12]


hu1689012pict

Back to top ↑
Onbezocht, onbedocht.

Esa. 55.8, 9.
Mijne gedachten en zijn niet u lieder gedachten, ende uwe
Wegen en zijn niet mijne Wegen, spreekt de Heere. Want gelijk
de hemelen hoger zijn als de aarde
; alzo zijn mijne Wegen hoger
als uwe Wegen, ende mijne gedachten dan u lieder gedachten
.

Hoe de Weg en de Reize van d'aarde na den hemel, van sich
zelven tot God, van de schepselen tot den Schepper, en van
het tijdelijke tot het ewige, zo kort niet en is, als men
sich somtijds inbeeld
.

Stem: De Geest en kan in 't kruis, &c.
TOen my den Weg tot God, eerst onder weinig zaken,
Wierd voor 't verstand gebracht: riep ik (maar onbezocht)
O! dat 's een lustig pad, om tot dien stand te raken!
Dus maakt' ik my gereed ten ongewone tocht.

't Was maar, verzaak, verlaat, keer om uw hert en zinnen;
Geloof, en hoop op God, verëenig u met Hem,
Door zuiv're liefd', en Hy zal u weêrom beminnen:
Al woorden van een zoet' en zegenrijke stem.

Maar nu ik mijnen voet heb op dien weg begeven,
Vind ik ze rijk van stof, en in beteikenis
Van wijden ommetrek, vol geest, en kracht, en leven,
Door merg en ziel te gaan, van 't hert dat raakbaar is.

't Verzaken heeft veel in, verlaten en versterven,
Gelove, liefd' en hoop, vereischen wonder veel.
Volmaaktheid sluit in sich veel hebben, en veel derven.
Verëeniging met God, is heilig, hoog en eêl.

't Ging my als een die zag den gantschen kloot der aarden,
In 't klein wel afgemaald, en 't een en 't ander land,
En scheen niet wijd van een, en des wel aan te vaarden,
De waereld door te gaan van d'een tot d'ander kant.

Hy dacht, in 't kort kan ik doorreizen alle rijken:
Maar lieve mede-mensch, het was zo wijd gefaalt,
De moed begon hem haaft en dikmaal te bezwijken,
De weg was veel te lang, en hy niet min verdwaald.


Hierom, ô lieve Heer! en allertrouste Vader!
Zo Gy ons niet en helpt, wy blijven in den strijd
Op dezen langen weg, ach, kom! wy komen nader,
En reik on uwe hand, en breng ons daar Gy zijt.

Daar Gy zijt: en daar zy, die haar in U verloren,
(Met U vereenigd) haar voor ewig vinden weêr,
In 't zelschap uwes Zoons, daar 't heir der Englen Choren
't Oneindig-nieuw lied speeld, uw Majesteit ter eer.

O! nooit bevatte vreugd! ô! bron der zaligheden!
Ach, ach! wanneer geniet ik U volmaakt, mijn God!
Ach! wanneer zal mijn ziel haar laatste trede treden
Op deze reis des tijds? wanneer, mijn zalig Lot!

Wanneer, mijn eenig End! koom ik noch eens ten enden?
Wanneer (mijn Bruidegom! mijn zoetste Jesus, ach!)
Zult Gy van uwen troon d'Archanglen nederzenden?
En ik dien heil-glans zien, van uw doorluchten dag?

Van de volmaaktheid en wijd-uitgestrektheid der Evangelische geboden.
DE wijl de Almagtige, de menschen door sijn Zoon, tot
de volmaaktheid en volkomen ouderdom wilde bren-
gen en herscheppen, zo heeft Hy gezegend, niet alleen door
dien Zoon alle het oude, als daar zijn alle de schulden we-
gens de gedane zonden, willen vergeven, en de zwakke
eerste beginselen der Wet, met alle voorschaduwen, die
daar onder waren, wegnemen, en de menschen van dat
ondragelijke jok verlossen: maar heeft daar-en-boven een
wet des geests en des levens haar willen voorstellen, en in
haar herte inschrijven, behelsende de allervolmaakste ge-
boden van liefde tot Hem en den naasten, een volkomen
en kinderlijk vertrouwen op Hem, als op een allertrouste,
goedertierenste en almachtige Vader, beneffens een ge-
hele afsterving en verzaking van alle onze eigen wil en
verkiezen, met een volstrekte en ewige overgift en op-
dracht van alles, aan sijn lieffelijk welbehagen. Zodanig

dat de mensch niet meer hem zelven zou leven, maar den
genen, die voor hem gestorven en opgewekt is.

Alle deze dingen nu, begrijpt dat goddelijke en dierbare
woord, in korte en bondige redenen; van God lief te hebben
boven alles, uit geheel zijn herte, ziele, verstand en kracht, en
den naasten als zich zelven: Alles te verzaken om Christus wil,
zijn kruis op te nemen, en Hem na te volgen.

Maar wat dit al in heeft, en hoe diep en ver dit sich uit-
breid, zodanig, dat als men komt, daar eerst het geestelij-
ke oog ten uitersten zien kon, men al weêr verder en ver-
der ziet, dat moet de mensch onder de hand door onder-
vindinge leren.

Gewisselijk, daar 't gehele hert, ziele, alle kracht en
verstand geëischt word, met versakinge van alles, daar
en blijft voor den mensch om te behouden niet meer over:
Daar de maat van de liefde des naasten genomen word
van de liefde onzes zelfs, daar is de proeve naauw gezet.
Daar 't kruis dagelijx moet opgenomen worden, blijven
niet veel uren om onlijdsaam of wellustig te zijn. Daar
men dien heiligen en barmhertigen, dien matigen en kui-
schen, dien gehoorsamen en vernoegden, die volmaak-
ten Voorganger, Jesus Christus, zal navolgen, daar is
het uit met alles wat tegen dat heilig Voorbeeld aanloopt.

Hier zou onze ziele moeten bezwijken, indien zy zien
zou op de weinige krachten, die een beginnende gevoeld.

Maar 't oge slaande op de kracht des Almachtigen
Gods, en op de overvloedige en getrouwe beloften van
hulp, en lieftelijke ondersteuningen, den zwakken wor-
stelenden mensch belooft, op het getrou in 't werk stellen
van die krachten, die hy alreeds heeft, zo ontluikt zy als
een roos met het opkomen der aangename zonne: en zy
wend deze heilige en hoge geboden, in vurige en gedurige
gebeden na den Troon des genen, die ze haar bevolen
heeft: en spreekt met een waarachtig herte;

Mijn Heer en mijn Heiland, Jesus Christus! ik arm en
worstelend aardwormpje, zie en leze uwe volmaakte en

heilige wille, in 't woord dat Gy my verkondigd hebt, en
bevinde my zo zwak en onvermogende, om dien hogen
eisch te voldoen, dat ik ten uitersten uwen geest der sterk-
te en der kracht van noden heb: en daarom breng ik uwe
geboden in gebeden tot uwe Goddelijke Majesteit, op dat
het uwe Goedheid behage, die in my door uwen Geest tot
de daad en betrachtinge te brengen, en my dat geheiligde
vermogen by te leggen, waar door ik niet een weter al-
leen, maar een waarachtig dader van uw Woord mag be-
vonden worden, en also gelukzalig zijn in dat doen.

Getrouwe Herder van mijn ziele! Verlaat my toch
niet, schoon ik U wel heb verlaten; lei my toch op uwe
wegen, en als ik wat afdwale, zo breng my in uwe onbe-
denkelijke liefde weder te recht. Als ik moedeloos wor-
de, zo ondersteun my; als ik door de lankheid des wegs
flaau zou worden, zo verquik my, en toon my op een le-
vendige en gevoelige wijze, hoe haast Gy my misschien
zult t'huis roepen, en dat dan het einde van mijn wande-
ling, worsteling en pelgrimagie daar is.

En derhalven, ô goedertierene Heere! leer my maar
slechs moed houden, nadien het einde van den strijd zo
haast gekomen zal zijn, en dat dan uwe grote liefde met
een ewige Vrede mijn ziele zal bekronen, een Vrede die
alle geleden leet wel duizendmaal zal verzoeten.

Schoon dan uwe heilige geboden sich wijd uitbreiden,
en ver henen reiken, uwe heerlijke beloften gaan onein-
dig verder: want behaagt het uwe hoge Majesteit ons ge-
hele herte te eischen, 't lust U ook wederom, om zo te
spreken, uw gehele herte, ja U zelven geheel en al aan
ons te geven, nadien Gy ons erfgenamen van uw ewig
Koninkrijk wilt maken.

Moet men hier alles versaken; Immers is dit recht-
vaerdig, om dat niets ons eigen toebehoort, en dat uwe
onbegrijpelijke goedheid ons ook alles op een byzondere
en geheiligde wijze wil wedergeven:
1 Cor. 3.21, 22, 23.
Want alles is onze, het zy de waereld, het zy leven, het zy dood, het zy tegenwoordi -

ge, het zy toekomende dingen, alles behoord ons toe, als wy maar U toebehoren en eigen zijn, gelijk Gy uwen Vader toebehoord en eigen zijt,

Eischt Gy dat wy U en uwen Vader zullen liefhebben
boven alles: gewisselijk, Heere, dit is een liefde van U,
die wonderlijk is in onze ogen, ja een allergrootste eere
voor ons, dat wy U mogen liefhebben; wy namelijk, die
niet als haat en vyandschap, om onzer zonden wille,
waardig waren, en wel verdiend hadden, nooit aan U
met genoegen te mogen gedenken, veel minder U lief te
mogen hebben, en dat met ons gantsche herte en alle on-
ze krachten; want in U lief te hebben, is het hoogste ver-
maak, de diepste vreugde en allergenoegelijxte wellust.

Is de inhoud van uw gebod, onze naasten lief te hebben
als ons zelven, dit is menigmaal maar al te billijk, nadien
hy dikmaal veel beter is als wy, minder gezondigd heeft,
en derhalven U veel aangenamer is, en buiten dat, altijd
onze liefde en ontferminge waardig, als een lid van 't
grote lichaam der menschen, om welk te behouden Gy uit
liefde voor ons gestorven zijt, als wy nog vyanden Gods
waren, en Gy, Heere, deze onze liefde altijd met een
veel groter wederliefde vergeld: en dewijl 'er geen aange-
namer ding is, als in de liefde te staan en lief te hebben, zo
vergeld de liefde ook sich zelven niet weinig.

Dat dan, ô Gy zeer beminnens Waardige, uwe heilige
en wijd-uitgestrekte geboden sich toch door uwe grote
kracht in ons ook uitbreiden, onze herten geheel vervul-
len, innemen, en zodanig maken als 't U behaagt.

Dan zullen wy ware onderdanen zijn in uw Konink-
rijk, levende onder 't rechtmatig bestier van uwen recht-
vaerdigen Scepter, en genieten de vrede en blijdschap
des heiligen Geestes, als gevolgen van het betrachten der
gerechtigheid.

Ach! Heere, help alle uwe strijdende en lijdende zie-
len doorworstelen en overwinnen, tot uwe ewige eer en
heerlijkheid. Amen.


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:

    No references to this emblem or page found.

    Back to top ↑

    Iconclass

    An elderly geographer holds a pair of compasses on a globe; a younger man watches and points at the globe; in the background: surveyors(?) with a map

    Back to top ↑

    Comments

    commentary