God schept en teeld, volmaakt zijn Beeld [8]
Waar in 't Beeld Gods bestaat.
Stem: O Kersnacht.
DAar Will' en macht elkander sterken,
En tot een zelvig einde werken,
Word licht iet sonders uitgevoerd:
Maar noch veel meer, daar 't Al-vermogen,
Ontrent en in des menschen pogen,
Den lust verwekt en geesten roerd.
Dus, of ik nu Gods afdruk misse:
'k Verwacht noch eens zijn Beeltenisse,
In my hersteld te zien met kracht.
En als VERSTAND, MEMORIE, WILLE ,
Niet meer met mijnen God verschillen,
Dan is dat grote werk volbracht.
't Is waar, ik ben zo zeer onaardig,
En alle hulpe Gods onwaardig;
Ja van dien Goeden zo vervreemd:
Dat my, door al mijn gantsche leven,
Het minste niet is bygebleven,
Dat na zo lieven Vader zweemt.
Maar, ziel! hou echter moed, daar is 'er
Een die wil helpen, trou en wisser,
Als gy nu wel geloven kond:
Het Beeld, het Beeld, den Zoon, des waren
En groten Gods, wil u weêrbaren,
Door 't krachtig woord van zijnen mond.
Die aller scheps'len Eerstgeboorne,
Opzoeker, Liever van 't verloorne,
Hersteller der vervalle ziel,
Verzoener tusschen God en menschen,
Die ooit vervuld' al 's herten wenschen,
Van die zig dichte by hem hiel.
Hy zal 't VERSTAND u wel verlichten,
Uw neêrgebogen geest oprichten,
En drukken daar zijn kennis in,
Zo diep, zo hoog, zo zeer te prijzen,
Ver van 't bereik der waereld-wijzen,
En al wie leeft in aardsche min.
Die stralen zullen u verquikken,
En klaar vertonen al de strikken
Des Duivels, uwen hoofd-vyand,
Des waerelds, welkers valsche luister,
Veel herten lokt, terwijl z' in 't duister,
Haar strikken zet en netten spand.
Hier door zal uw MEMORIE, wakker
En levendig, gelijk een akker,
Die wel beploegd, bezaaid, beplant,
Staag opweld in zijn vrucht te geven,
Zeer krachtig worden aangedreven,
Als door een Goddelijke hand.
Die 't merg der heilige gedachten,
Daar in gedrukt, doet verder trachten,
Om hoger opgevoert te zijn,
Daar d'Opper-godheid word gevonden,
Daar de gedachten als verslonden,
Gantsch rusten buiten angst en pijn.
Ja weggerukt, den goede WILLE
Ook met haar voeren, zoet en stille,
En teffens werpen onder God,
Zo wel in hebben, als in derven,
In voor en tegen, leven, sterven,
Der zielen hoog en zalig lot.
Dat dan, ach Vader vol van glorie!
In ons VERSTAND, WIL en MEMORIE ,
Uw kracht gedrukt zy, naar uw Beeld,
Zo zijn wy van U weêrgeboren,
Zo blijft uw Beeld niet meer verloren,
Maar word van nieus in ons geteeld.
Stem: O Kersnacht.
DAar Will' en macht elkander sterken,
En tot een zelvig einde werken,
Word licht iet sonders uitgevoerd:
Maar noch veel meer, daar 't Al-vermogen,
Ontrent en in des menschen pogen,
Den lust verwekt en geesten roerd.
Dus, of ik nu Gods afdruk misse:
'k Verwacht noch eens zijn Beeltenisse,
In my hersteld te zien met kracht.
En als VERSTAND, MEMORIE, WILLE ,
Niet meer met mijnen God verschillen,
Dan is dat grote werk volbracht.
't Is waar, ik ben zo zeer onaardig,
En alle hulpe Gods onwaardig;
Ja van dien Goeden zo vervreemd:
Dat my, door al mijn gantsche leven,
Het minste niet is bygebleven,
Dat na zo lieven Vader zweemt.
Maar, ziel! hou echter moed, daar is 'er
Een die wil helpen, trou en wisser,
Als gy nu wel geloven kond:
Het Beeld, het Beeld, den Zoon, des waren
En groten Gods, wil u weêrbaren,
Door 't krachtig woord van zijnen mond.
Die aller scheps'len Eerstgeboorne,
Opzoeker, Liever van 't verloorne,
Hersteller der vervalle ziel,
Verzoener tusschen God en menschen,
Die ooit vervuld' al 's herten wenschen,
Van die zig dichte by hem hiel.
Hy zal 't VERSTAND u wel verlichten,
Uw neêrgebogen geest oprichten,
En drukken daar zijn kennis in,
Zo diep, zo hoog, zo zeer te prijzen,
Ver van 't bereik der waereld-wijzen,
En al wie leeft in aardsche min.
Die stralen zullen u verquikken,
En klaar vertonen al de strikken
Des Duivels, uwen hoofd-vyand,
Des waerelds, welkers valsche luister,
Veel herten lokt, terwijl z' in 't duister,
Haar strikken zet en netten spand.
Hier door zal uw MEMORIE, wakker
En levendig, gelijk een akker,
Die wel beploegd, bezaaid, beplant,
Staag opweld in zijn vrucht te geven,
Zeer krachtig worden aangedreven,
Als door een Goddelijke hand.
Die 't merg der heilige gedachten,
Daar in gedrukt, doet verder trachten,
Om hoger opgevoert te zijn,
Daar d'Opper-godheid word gevonden,
Daar de gedachten als verslonden,
Gantsch rusten buiten angst en pijn.
Ja weggerukt, den goede WILLE
Ook met haar voeren, zoet en stille,
En teffens werpen onder God,
Zo wel in hebben, als in derven,
In voor en tegen, leven, sterven,
Der zielen hoog en zalig lot.
Dat dan, ach Vader vol van glorie!
In ons VERSTAND, WIL en MEMORIE ,
Uw kracht gedrukt zy, naar uw Beeld,
Zo zijn wy van U weêrgeboren,
Zo blijft uw Beeld niet meer verloren,
Maar word van nieus in ons geteeld.
Van de Verniewinge des herten.
ALs de menschen zo vervallen en ontaard waren, dat
ze alle gezondigd hadden, en de heerlijkheid Gods
derfden, zo wilde de Menschlievende Vader niet dat
zijn dierbare schepselen, van Hem geschapen om zijn
kinderen te zijn, langer van Hem vervreemd zouden blij-
ven; maar Hy zond zijn eigen Zoon, op dat zy alle aan
Hem zouden geloven, om niet gerechtvaerdigt worden
door de verlossinge in zijn bloed, en bevrijd zijnde van
de vreze des doods door de hope des ewigen en zaligen
levens, eindelijk tot het bezitten zelf van het ewige le-
ven, door de opstandinge uit de doden en de deelachtig
wording der verheerlijkte lichamen, zouden overgaan.
ze alle gezondigd hadden, en de heerlijkheid Gods
derfden, zo wilde de Menschlievende Vader niet dat
zijn dierbare schepselen, van Hem geschapen om zijn
kinderen te zijn, langer van Hem vervreemd zouden blij-
ven; maar Hy zond zijn eigen Zoon, op dat zy alle aan
Hem zouden geloven, om niet gerechtvaerdigt worden
door de verlossinge in zijn bloed, en bevrijd zijnde van
de vreze des doods door de hope des ewigen en zaligen
levens, eindelijk tot het bezitten zelf van het ewige le-
ven, door de opstandinge uit de doden en de deelachtig
wording der verheerlijkte lichamen, zouden overgaan.
Zou nu de mensch namaals tot dat vreedsaam, hemels
en heilig leven konnen ingaan, zo moest in hem daar toe
een bequaamheid des herten zijn: hy moest verlost zijn
van de verderfelijke eige wil, en gewillig en diep gebogen
onder zijn Schepper zijn, nadien in dat hemelsch konink-
rijk niet anders als de hoogste vrede en allerliefelijxte ver-
eeniging in ewigheid zijn zal. Hy moest ook vol liefde tot
God en zijn even mensch zijn; en verlost van alle haat,
toorn, nijdigheid en afgunstigheid, of anders zou het
geen lieffelijke en hemelsche byeenwoning konnen uit-
maken, maar 't zou een hel zijn en poel van gruwelen, ge-
lijk het hier op aarde by de meeste alzo gevonden word.
en heilig leven konnen ingaan, zo moest in hem daar toe
een bequaamheid des herten zijn: hy moest verlost zijn
van de verderfelijke eige wil, en gewillig en diep gebogen
onder zijn Schepper zijn, nadien in dat hemelsch konink-
rijk niet anders als de hoogste vrede en allerliefelijxte ver-
eeniging in ewigheid zijn zal. Hy moest ook vol liefde tot
God en zijn even mensch zijn; en verlost van alle haat,
toorn, nijdigheid en afgunstigheid, of anders zou het
geen lieffelijke en hemelsche byeenwoning konnen uit-
maken, maar 't zou een hel zijn en poel van gruwelen, ge-
lijk het hier op aarde by de meeste alzo gevonden word.
En daar uit blijkt, hoe nodig het is, dat wy in dit leven
een goed begin hier van maken, en uit al ons vermogen
arbeiden, om in die verniewinge des gemoeds voor alle
dingen te vorderen, ten einde wy bequaam worden om
by onzen God en Vader, en met Hem, ja door en in Hem
te konnen leven, en alzo verandert te worden, van heer-
lijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren geest: Ge-
wisselijk, al wie op deze Rotse boud, zal niet wankelen in
ewigheid, nadien de reine van herten God zullen zien.
een goed begin hier van maken, en uit al ons vermogen
arbeiden, om in die verniewinge des gemoeds voor alle
dingen te vorderen, ten einde wy bequaam worden om
by onzen God en Vader, en met Hem, ja door en in Hem
te konnen leven, en alzo verandert te worden, van heer-
lijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren geest: Ge-
wisselijk, al wie op deze Rotse boud, zal niet wankelen in
ewigheid, nadien de reine van herten God zullen zien.
En warelijk, dat hemelsch leven hier al naby te komen,
is zeer lieffelijk, want zal het hierna zalig en gelukkig zijn,
daar deel aan te hebben, zo is hy hier de zaligste en geluk-
kigste, die daar nu het digste by is.
is zeer lieffelijk, want zal het hierna zalig en gelukkig zijn,
daar deel aan te hebben, zo is hy hier de zaligste en geluk-
kigste, die daar nu het digste by is.
Maar, ô vyanden, ô vyanden van onze zaligheid! hoe
garen zoud gy ons wijs maken, dat het met ons na dit le-
ven wel zou zijn, schoon wy hier geen deel gehad had-
den in de noodsakelijke reinigheid des herten: dat wy
namaals met heiligheid zouden bekleed worden, alhoe-
wel wy die hier niet hadden nagejaagt noch verkregen:
dat wy dan vol liefde en vrede zouden gevonden worden,
daar wy hier in haat en twist geleeft hadden: dat wy dan
God, het Lam, alle geheiligde, rechtvaerdige en reine
geesten tot ons lief gezelschap zouden vinden en ewig ge-
nieten, niet tegenstaande wy hier niet veel werk van haar
hadden gemaakt.
garen zoud gy ons wijs maken, dat het met ons na dit le-
ven wel zou zijn, schoon wy hier geen deel gehad had-
den in de noodsakelijke reinigheid des herten: dat wy
namaals met heiligheid zouden bekleed worden, alhoe-
wel wy die hier niet hadden nagejaagt noch verkregen:
dat wy dan vol liefde en vrede zouden gevonden worden,
daar wy hier in haat en twist geleeft hadden: dat wy dan
God, het Lam, alle geheiligde, rechtvaerdige en reine
geesten tot ons lief gezelschap zouden vinden en ewig ge-
nieten, niet tegenstaande wy hier niet veel werk van haar
hadden gemaakt.
O neen ô neen! de tijd van verandering des herten is nu
en niet dan. Dan zal wel alles verhoogd, verheerlijkt, ge-
louterd en voor ewig vast en onbeweeglijk gemaakt wor-
den, buiten alle aandoening der vyanden; maar hier
moet dat ware mostaart-zaatje van dien groten Boom al
gezaait zijn, en zijn wasdom, zoals het in deze tijd van
God door zijnen Zoon ons geordonneert is, bekomen
hebben: anders heeft de Heere gezegt: uit u en worde geen
vrucht meer in ewigheid.
en niet dan. Dan zal wel alles verhoogd, verheerlijkt, ge-
louterd en voor ewig vast en onbeweeglijk gemaakt wor-
den, buiten alle aandoening der vyanden; maar hier
moet dat ware mostaart-zaatje van dien groten Boom al
gezaait zijn, en zijn wasdom, zoals het in deze tijd van
God door zijnen Zoon ons geordonneert is, bekomen
hebben: anders heeft de Heere gezegt: uit u en worde geen
vrucht meer in ewigheid.
O zware sententie! waardig om van dit ogenblik zo
voor te vrezen, dat wy, wetende die schrik des Heeren,
ons bewegen laten tot het gelove, en door een ware ver-
niewing des herten onze zaligheid werken met vrezen
en met beven.
voor te vrezen, dat wy, wetende die schrik des Heeren,
ons bewegen laten tot het gelove, en door een ware ver-
niewing des herten onze zaligheid werken met vrezen
en met beven.
Laat ons nu arbeiden, om met Gods hulpe zodanige te
worden, als wy dan zullen wenschen te zijn; laat ons
hier beginnen hemelsch te leven in dit aardsche vleesch,
als Enoch, die met God wandelde; als Moses, die zig
hield als ziende den Onzienelijken: als d'Apostelen en zo
veel duizend vrome Christenen gedaan hebben, hier haar
selven bereidende, om deel te konnen hebben in de Erve
der Heiligen in 't licht, door hier deel te hebben aan hare
heilige gestalte des gemoeds.
worden, als wy dan zullen wenschen te zijn; laat ons
hier beginnen hemelsch te leven in dit aardsche vleesch,
als Enoch, die met God wandelde; als Moses, die zig
hield als ziende den Onzienelijken: als d'Apostelen en zo
veel duizend vrome Christenen gedaan hebben, hier haar
selven bereidende, om deel te konnen hebben in de Erve
der Heiligen in 't licht, door hier deel te hebben aan hare
heilige gestalte des gemoeds.
Gewisselijk, uit zulk een grond welden die aangename
woorden: Ik hebbe begeerte om ontbonden te worden en met
Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste: Ik heb den goe-
den strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb 't geloof be-
houden; voorts is my weggeleit de krone der rechtvaerdigheid.
Den wille Gods gedaan te hebben, word gevoegd met het
wegdragen der zalige beloften, en het zien Gods, met het
najagen van vrede en heiligheid; ja de grondslag van Gods
koninkrijk, is Gerechtigheid: en die ten leven wil ingaan,
moet de geboden houden.
woorden: Ik hebbe begeerte om ontbonden te worden en met
Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste: Ik heb den goe-
den strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb 't geloof be-
houden; voorts is my weggeleit de krone der rechtvaerdigheid.
Den wille Gods gedaan te hebben, word gevoegd met het
wegdragen der zalige beloften, en het zien Gods, met het
najagen van vrede en heiligheid; ja de grondslag van Gods
koninkrijk, is Gerechtigheid: en die ten leven wil ingaan,
moet de geboden houden.
Maar, om dat het den ontaarden en onversturven
mensch, zeer zwaar valt deze dingen te behartigen, zo is
nodig, dat hy van de geboden, gebeden maak, en den Hee-
re vurig en onophoudelijk bidde, dat het zijne goedheid
gelieve krachten te geven, om den weg zijner geboden te
konnen lopen, en dat Hy zelf ons herte doch wil louteren
en reinigen, verniewen en hermaken tot een Tempel
zijns goeden Geestes, op dat Hy alzo in ons wone en wan-
dele, en wy met Hem in zijnen Zone Jesus Christus, ge-
meenschap hebben en houden in ewigheid.
mensch, zeer zwaar valt deze dingen te behartigen, zo is
nodig, dat hy van de geboden, gebeden maak, en den Hee-
re vurig en onophoudelijk bidde, dat het zijne goedheid
gelieve krachten te geven, om den weg zijner geboden te
konnen lopen, en dat Hy zelf ons herte doch wil louteren
en reinigen, verniewen en hermaken tot een Tempel
zijns goeden Geestes, op dat Hy alzo in ons wone en wan-
dele, en wy met Hem in zijnen Zone Jesus Christus, ge-
meenschap hebben en houden in ewigheid.
O! dan zullen we navolgers Gods zijn, als geliefde
kinderen, en volmaakt, gelijk onze hemelsche Vader vol-
maakt is.
kinderen, en volmaakt, gelijk onze hemelsche Vader vol-
maakt is.
Translations
Literature
References, across this site, to this page:
No references to this emblem or page found.Iconclass
Master and apprentice in an artisan's (woodcutter's?) workshop; a potter(?) in the background- arm or hand held in front of the chest (+ indicating, pointing at) [31A25161(+931)]
- interior of the house [41A2]
- human figure at (open) window, seen from inside [41A3362]
- table [41A711]
- shoes, sandals [41D2332]
- mother and baby or young child [42A3]
- artist training pupils [48B143]
- potter, ceramist [48C313]
- tools, implements of craftsman [48C34]
- tools, implements of craftsman (with NAME) [48C34(AWL)]
- woodcutter, wood-engraver [48C5311]
- tools, implements of graphic artist (with NAME) [48C534(BLOCK)]
- inscription [49L8]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(VERSTAND, MEMORIE, WIL)]
- proverbs, sayings, etc. (with TEXT) [86(GOD SCHEPT EN TEELD, VOLMAAKT ZIJN BEELD)]