Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Sitim extinguit [84]


su1724084pict

Back to top ↑
XXXIX.
Zy lescht den dorst.

WAer dwaelt gy heen langs dorre paden
Daer waterval nogh waterbron
Uw' dorst met water lesschen kon.
Komt hier belasten en beladen:
Hier welt een springbron voor 't gemoet;
Hier springt een eeuwigwellendt water;
Godts Liefde wacht, Godts Liefde staet 'er
En schept het my in overvloet.
Wie dorst koom' herwaert aengetreden
En drink' met een verliefden mont
Het afgeslaefde hart gezont.
Dit water sterkt de flaeuwste leden.
Dit levendt water, door 't beleit
Der Wysheit van den wysten Rader,
Laeft uit eene opgezwollene ader
Den dorst tot in alle eeuwigheit.
Dit water stilt de ziele-smarten.
Dit water wordt een waterbron,
Daer Jakobs niet by halen kon.
Dit water heelt gewonde harten.
Dit water wordt een wel in 't lyf
En springt tot in het eeuwigh leven.
Myn Lief zal my dit water geven
Zoo lang hy zelf dit water blyf.



Sitim extinguit.

Back to top ↑

Sources and parallels