Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Amor thesaurus carissimus [54]


su1724054pict

Back to top ↑
IX.
De Liefde is de Dierbaerste Schat.

DAer is geen rykdom, geen gewin,
Geen schat zoo groot als uwe min
De volheit aller zaligheden
Van geenen weereltling gevat.
Hoe is myn hart hier by myn schat!
Nu kan ik 't al met voeten treden.
Geen wellust haelt by dit genot
Der zuivre trou van u, myn Godt.
Geen diamanten, geen juweelen
Versieren hooft of hals of hant,
Gelyk dat overdierbaer pant
Uw min myn ziel in al haer deelen.
Een aerdsche schat rust in de kist,
Of wordt te reukeloos verquist;
Gy deelt uw liefde mildlyk mede.
Och, leer my 't recht gebruik verstaen!
Maek my, schoon alles mocht vergaen,
Met u, myn Godt, alleen te vrede!
Gy zyt myn Bruigom en myn Heer.
Gy zyt alleen, dien ik begeer.
Gy kunt alleen myne armôe schragen.
Uw Liefde alleen is myn gemoet
Een welbron van den overvloet,
Waer buiten niets my kan behagen.



Amor thesaurus carissimus.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: