Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)
Table of contents ↑Averte oculos meos ne videant vanitatem [20]
XX.
OCh, dek en wend myne oogen af,
Van ydelheit,
Die licht verleidt.
Nu ben ik blint; och, bleef ik zonder oogen!
Dan wiert ik nooit door valsch gezicht bedrogen
'k Ging blindling voort.
Alleen uw woort
En Geest verstrekten my een staf.
O aengename duisternis!
Godt is het licht
Van myn gezicht.
Een beter zon spreit achter deze schermen
Haer stralen uit, en komt myn ziel verwarmen.
Zy ryst in top.
De dagh klaert op.
Weg, al wat weerelt is.
Myn Liefste leidt op 't rechte spoor
Die Hy bemint.
Veel liever blint
Hem opgevolgt, dan eige zinlykheden,
Waer aen ik myn gezicht plagh te besteden.
Das 's nu gedaen.
Ik blyf niet staen.
Gebied, myn Liefste, ik hoor.
Van ydelheit,
Die licht verleidt.
Nu ben ik blint; och, bleef ik zonder oogen!
Dan wiert ik nooit door valsch gezicht bedrogen
'k Ging blindling voort.
Alleen uw woort
En Geest verstrekten my een staf.
O aengename duisternis!
Godt is het licht
Van myn gezicht.
Een beter zon spreit achter deze schermen
Haer stralen uit, en komt myn ziel verwarmen.
Zy ryst in top.
De dagh klaert op.
Weg, al wat weerelt is.
Myn Liefste leidt op 't rechte spoor
Die Hy bemint.
Veel liever blint
Hem opgevolgt, dan eige zinlykheden,
Waer aen ik myn gezicht plagh te besteden.
Das 's nu gedaen.
Ik blyf niet staen.
Gebied, myn Liefste, ik hoor.
Sources and parallels
- Remake of image, not mirrored, in: Auerte oculos meos ne vide [20] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629)) [Compare]
- Compare Quarles, Emblems, divine and moral, embl. 4.5
References, across this site, to this page:
- Auerte oculos meos ne vide [20] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629))
- De Ziele tegen de werelt [30] (in: Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685))