Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Par pari [101]


su1724101pict

Back to top ↑
LVI.
Zy vergelt gelyk met gelyk.

MAgh ik U, Jezus, myn Beminden,
Myn Bruigom, magh ik U wêer vinden?
Hebt Gy my uit den slaep gewekt?
Hielt Gy uwe armen uitgestrekt,
En drukt Gy met diezelleve armen
My aen uw borst om my te warmen,
Die kilkout in een sluimering,
Die al t' ontydigh my beving,
U, mynen Liefsten had vergeten?
Hoe zal ik uwe Liefde meten?
Gy waekte toen ik onbedacht
My zelf had in gevaer gebracht.
Gy wekte my niet zonder smarten;
Uw stael doorwondt de stale harten;
Die wonde heelt de zielewond.
Ik danke U uit myns harten gront,
En bidde om slapeloozer leven,
Zoo zal ik nooit U wêer begeven.
Hebbe ik U ooit ontrou geweest,
Vernieu myn krachten door uw' Geest.
Geef vasten vrede, ik zal myn dagen
Niet wyken van uw welbehagen.



Par pari.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: