Jan van Hoogstraten, Zegepraal der goddelyke liefde (1709)
Table of contents ↑Zalig Eynde [47]
XLVII.
Zalig Eynde.
Amor diuinus.
De Goddelyke Liefde.
De Liefde bereykt het Oneyndige.
XLVII.
GEZANG.
Wyze: Ach! Bellinde hebt medogen.
LIefde! Leydstar van ons leven,
Liefde! vlied gy uit ons oog!
Laat ik met u henen zweven,
Naar het Vredehof om hoog.
Liefde van het aards behagen,
Daar gy op het Hemels ziet,
Zal my in myn vlugt vertragen,
Zoo ge my geen hulpe bied.
Laat die snoode my niet teuglen.
Ly niet, dat myn yver zwigt;
Daar ik u, op Arends vleuglen
Reeds zie, boven 't zonneligt,
In bespiegling opgetogen,
Daar uw glori zégepraalt,
Heb ik met myn zielenoogen,
Reeds uw Godheyt agterhaalt.
Wat tragt hier de ziel te zwerven,
In de Liefde tot het schoon,
Dat in de aarde zal versterven?
't Werreltse geeft lof, nog loon.
Liefde aan haren aard te kennen,
Die de werrelt valt te kleen,
Streeft op haar gezwinde pennen,
Boven al het zienlyk heen.
Straal van 't Eewig ligt hier boven!
Spruit van t Paradyz gedaalt,
Daar u 's Hemels Englen loven,
Om den pryz van u behaalt.
Liefde! wil my onderschragen,
Zoo geloof, en hoop my sterkt,
Zult gy me in uw woning dragen,
Daar gy duizent wondren werkt.
Boven het heelal verheven,
Plaatst de Vader van het Ligt,
U in 't Eyndelooze leven,
Spelende in Gods aangezigt.
U alleenig aan te hangen,
Is het wensselykste Lot,
Liefde sterk myn trage gangen,
Leeft ge in my, ik leef in God.
Door 's lighaams last gedrukt, is 't hart hier traag, en stug;
Maar daar Gods Liefde daalt, daar word de ziele vlug.
Wyze: Ach! Bellinde hebt medogen.
LIefde! Leydstar van ons leven,
Liefde! vlied gy uit ons oog!
Laat ik met u henen zweven,
Naar het Vredehof om hoog.
Liefde van het aards behagen,
Daar gy op het Hemels ziet,
Zal my in myn vlugt vertragen,
Zoo ge my geen hulpe bied.
Laat die snoode my niet teuglen.
Ly niet, dat myn yver zwigt;
Daar ik u, op Arends vleuglen
Reeds zie, boven 't zonneligt,
In bespiegling opgetogen,
Daar uw glori zégepraalt,
Heb ik met myn zielenoogen,
Reeds uw Godheyt agterhaalt.
Wat tragt hier de ziel te zwerven,
In de Liefde tot het schoon,
Dat in de aarde zal versterven?
't Werreltse geeft lof, nog loon.
Liefde aan haren aard te kennen,
Die de werrelt valt te kleen,
Streeft op haar gezwinde pennen,
Boven al het zienlyk heen.
Straal van 't Eewig ligt hier boven!
Spruit van t Paradyz gedaalt,
Daar u 's Hemels Englen loven,
Om den pryz van u behaalt.
Liefde! wil my onderschragen,
Zoo geloof, en hoop my sterkt,
Zult gy me in uw woning dragen,
Daar gy duizent wondren werkt.
Boven het heelal verheven,
Plaatst de Vader van het Ligt,
U in 't Eyndelooze leven,
Spelende in Gods aangezigt.
U alleenig aan te hangen,
Is het wensselykste Lot,
Liefde sterk myn trage gangen,
Leeft ge in my, ik leef in God.
Door 's lighaams last gedrukt, is 't hart hier traag, en stug;
Maar daar Gods Liefde daalt, daar word de ziele vlug.
TOEPASSING.
GY laat ons dan, O Liefde hier beneen,
Daar, buiten u, niet is, als eyndloos dwalen,
En vliegt ver boven al het zienlyk heen,
Om hier verhuyst, 't onzienlyk te agterhalen.
O zalig Eynde in aller vromen rust!
De Liefde om laag verdreven, en verstooten,
Vind boven het gestarnt haar wens, en lust.
O Liefde! maak, ey! maak ons deelgenooten,
Van 't hoogste Goed dat ge in uw hart besluyt;
VVy vliegen op uw vlerk de werrelt
GY laat ons dan, O Liefde hier beneen,
Daar, buiten u, niet is, als eyndloos dwalen,
En vliegt ver boven al het zienlyk heen,
Om hier verhuyst, 't onzienlyk te agterhalen.
O zalig Eynde in aller vromen rust!
De Liefde om laag verdreven, en verstooten,
Vind boven het gestarnt haar wens, en lust.
O Liefde! maak, ey! maak ons deelgenooten,
Van 't hoogste Goed dat ge in uw hart besluyt;
VVy vliegen op uw vlerk de werrelt
UYT
.