Jan van Hoogstraten, Zegepraal der goddelyke liefde (1709)
Table of contents ↑Toezang
TOEZANG. aanM.V.K.
Weduwe van
A.K.
Wyze : 's VVinters wil ik van Liefde spreken, &c.
DUs eyndig ik myn Liefdezangen ://:
Een hartzalf voor uw ziels verdriet ://:
Dus blus ik weder uw verlangen;
Waar door gy uwen wensch geniet. ://:
O Weduw! die op Gods behagen,
Uw dagen spilt zoo kuis als stil:
't Valt lydelyk zyn Kruis te dragen,
Als 't hart zig schikt na 's Hemels wil.
Hier af hebt gy een proef gegeven,
Een merk van Liefde- en Kristenpligt:
Waar door ge van Gods hulp gesteven,
Allengs uw Huiszorg ziet verligt.
Veragt, vergeten van de mensen,
Verschoven in een hoek alleen,
Bekomt men hier volmaakter wensen,
Als van de werrelt aangebeen.
Dat vind gy, daar gy onverdroten,
In 't midden van uw kindren zit:
In 't goede alree van God genoten,
Die u versterkt van lid tot lid.
In deze milde zegeningen,
Door 't lot van Man, en hulp berooft,
Zie ik u dus triomfe zingen,
Als wiest ge uw rampen boven 't hooft.
Wat is de tegenspoed te vreezen?
Of last van Kindren, hoe verzwaard!
De Troost van Weduwen, en Weezen,
Is noyt van hun gebed ontaart.
De Klókhen dekt met hare wieken,
Het weerelooze jong zoo niet,
Als God nooddruftigen, en zieken;
Waar in hy Hope, en Liefde ziet.
In dit geloof gesterkt van boven,
Zingt gy uw grooten Schepper lof.
In wien hier alles is te loven;
Wat in zyn Naam zoekt zingens stof,
In dit Geloof voert ons de Liefde,
Somwyl van de aarde naar om hoog.
Och! ofze ons hart zoo sterk doorgriefde
Dat ons noit aardse Min bedroog.
Wy zogten hier geen hulp van mensen,
Als 't eerlyk hart van schaamte bloost:
Help Margarite, help ons wensen,
Om 's Hemels hulp die 't al vertroost.
Die 't hart bedauwt, gelyk de Regen
De groei geeft aan de Zomervrugt:
Verlosser! Heyland zend uw zegen,
Op al, wat om uw hulpe zugt!
De ziel van 's werrelts damp bestoven,
Breekt nimmer dezen nevel uit;
Ten zy ge ô Eewig Ligt! van boven,
Den wens van haar gebeden sluyt.
Wyze : 's VVinters wil ik van Liefde spreken, &c.
DUs eyndig ik myn Liefdezangen ://:
Een hartzalf voor uw ziels verdriet ://:
Dus blus ik weder uw verlangen;
Waar door gy uwen wensch geniet. ://:
O Weduw! die op Gods behagen,
Uw dagen spilt zoo kuis als stil:
't Valt lydelyk zyn Kruis te dragen,
Als 't hart zig schikt na 's Hemels wil.
Hier af hebt gy een proef gegeven,
Een merk van Liefde- en Kristenpligt:
Waar door ge van Gods hulp gesteven,
Allengs uw Huiszorg ziet verligt.
Veragt, vergeten van de mensen,
Verschoven in een hoek alleen,
Bekomt men hier volmaakter wensen,
Als van de werrelt aangebeen.
Dat vind gy, daar gy onverdroten,
In 't midden van uw kindren zit:
In 't goede alree van God genoten,
Die u versterkt van lid tot lid.
In deze milde zegeningen,
Door 't lot van Man, en hulp berooft,
Zie ik u dus triomfe zingen,
Als wiest ge uw rampen boven 't hooft.
Wat is de tegenspoed te vreezen?
Of last van Kindren, hoe verzwaard!
De Troost van Weduwen, en Weezen,
Is noyt van hun gebed ontaart.
De Klókhen dekt met hare wieken,
Het weerelooze jong zoo niet,
Als God nooddruftigen, en zieken;
Waar in hy Hope, en Liefde ziet.
In dit geloof gesterkt van boven,
Zingt gy uw grooten Schepper lof.
In wien hier alles is te loven;
Wat in zyn Naam zoekt zingens stof,
In dit Geloof voert ons de Liefde,
Somwyl van de aarde naar om hoog.
Och! ofze ons hart zoo sterk doorgriefde
Dat ons noit aardse Min bedroog.
Wy zogten hier geen hulp van mensen,
Als 't eerlyk hart van schaamte bloost:
Help Margarite, help ons wensen,
Om 's Hemels hulp die 't al vertroost.
Die 't hart bedauwt, gelyk de Regen
De groei geeft aan de Zomervrugt:
Verlosser! Heyland zend uw zegen,
Op al, wat om uw hulpe zugt!
De ziel van 's werrelts damp bestoven,
Breekt nimmer dezen nevel uit;
Ten zy ge ô Eewig Ligt! van boven,
Den wens van haar gebeden sluyt.