Jacob Cats, Proteus (1618)
Table of contents ↑Ex vulnere pulchrior. [8]
[blanco]
[blanco]
[blanco]
Die wont, maect ghesont
.
De naeld' is u pinceel, u verwen zijn de sijden;
Het velt dat voor u leyt, can met een bloem-hof strijden.
Ghy opent, en sluyt toe: ghy heelt, dat ghy door-steeckt:
Ghy geeft, meer als ghy neemt: ghy maect, meer dan ghy breect.
U naelde boort een gat, u draet vervult de steke:
Lief, handelt soo met my, hout al de selve streke;
Ghy weet, ick ben ghequetst door uwen soeten mont;
Wel aen, gheneest de smert daer me ghy gaeft de wont.
Het velt dat voor u leyt, can met een bloem-hof strijden.
Ghy opent, en sluyt toe: ghy heelt, dat ghy door-steeckt:
Ghy geeft, meer als ghy neemt: ghy maect, meer dan ghy breect.
U naelde boort een gat, u draet vervult de steke:
Lief, handelt soo met my, hout al de selve streke;
Ghy weet, ick ben ghequetst door uwen soeten mont;
Wel aen, gheneest de smert daer me ghy gaeft de wont.
Rijkende cruyden, stinckende luyden.
Ghy neemt ghepleckt satijn (wy sien u loose kueren)
En, daer de vlecken zijn, bedeckt ghy't met bordueren;
Siet dus bedrieghtmen 't oogh: men siet niet een ghebreck,
En even-wel, daer 'tgout meest blinckt, daer schuylt de vleck.
Veel worter schoon gheacht, diet niet en zijn; men vinter
Die blosen als een krieck, oock midden inde winter:
Maer wie daer even schoon tot alle stonden blinckt,
Is leelijck; meesten-deel die steeds wel rijckt die stinckt.
En, daer de vlecken zijn, bedeckt ghy't met bordueren;
Siet dus bedrieghtmen 't oogh: men siet niet een ghebreck,
En even-wel, daer 'tgout meest blinckt, daer schuylt de vleck.
Veel worter schoon gheacht, diet niet en zijn; men vinter
Die blosen als een krieck, oock midden inde winter:
Maer wie daer even schoon tot alle stonden blinckt,
Is leelijck; meesten-deel die steeds wel rijckt die stinckt.
IACOB. 1. 12.
Salich is den man die versoeckinghe verdraecht, want als hy beproeft sal zijn, sal hy de croone der heerlijckheyt ontfanghen.
Salich is den man die versoeckinghe verdraecht, want als hy beproeft sal zijn, sal hy de croone der heerlijckheyt ontfanghen.
Al gaet ghy t'wit Satijn door-steken en doorkerven,
Schoon Maghet, even-wel en wilt ghy't niet bederven,
Want, siet! soo haest u hant van steken haer onthout,
De wond' is gaeff en heel, de Steke blinckt vant gout.
O mensche, wie ghy zijt, en toont u niet t'onvreden,
Als God doorwont u hart met druck en swaricheden,
T'is niet tot u verderff: Siet Godes wonder hant
Gheneest, oock alsse quetst; vercoelt, oock alsse brant.
Schoon Maghet, even-wel en wilt ghy't niet bederven,
Want, siet! soo haest u hant van steken haer onthout,
De wond' is gaeff en heel, de Steke blinckt vant gout.
O mensche, wie ghy zijt, en toont u niet t'onvreden,
Als God doorwont u hart met druck en swaricheden,
T'is niet tot u verderff: Siet Godes wonder hant
Gheneest, oock alsse quetst; vercoelt, oock alsse brant.
Sources and parallels
- Ex vulnere pulchrior. [9] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627)) [Compare]
- Needlework, same motto underneath the pictura, in: Acu-pictura Amoris [56] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
- Needlework, in: De liefde verfraait [13] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Acu-pictura Amoris [56] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629))
- Ex vulnere pulchrior. [9] (in: Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden (1627))
- De liefde verfraait [13] (in: Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703))