Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Finis Amoris ut duo unum fiant [104]


su1724104pict

Back to top ↑
LIX.
Het oogmerk der Liefde is dat twee Een worden.

DOor stillen stroom en door gevaren,
Gelyk een zeeschip door de baren,
Geraekt men eindelyk aen lant.
Door hulp en tucht, door hoop en schromen,
Door lust en last, tot Godt gekomen,
Blyft Jezus Liefde een vaste bant.
De ziel, vereent met haer' Beminden,
Kon in het einde een rustplaets vinden.
Dat was het oogmerk van haer min.
Haer Heilant liet haer niet verlegen;
Hy vloerde doorgaens hare wegen.
Nu kroont het einde het begin.
Gewenschte trou! wie zoo kan paren
Verdriete geen gevolgh van jaren
Daer Godt zyn kinderen beproeft.
Dees trou kan alle zuur verzoeten.
Dees trou kan alle schade boeten.
Hy wensch niet wie niet meer behoeft.
Dit is de volheit aller vreugde
Die ooit een zuivre ziel verheugde.
Dit is de voorsmaek van 't genot
Der bruiloft, daer de Hemellingen,
Het Lam ter eere, onsterflyk zingen.
Dit is het trouverbont met Godt.



Finis Amoris ut duo unum fiant.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: