Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685)
Table of contents ↑De Ziele spreeckt van de loutere vereeniginge met Godt [29]
De Ziele spreeckt van de loutere vereeniginge met Godt.
Gelijck een waterdrop, geplingt in rooden wijn,
Haer self soo gantsch verliest, aen smaeck, aen reuck en verwe;
Soo louter moet den geest in Godt versmolten zijn,
En gantsch te gronde toe haer eygen wille sterven;
Dat is den eysch, die Godt van zijne scheps'len doet,
Al wat sich hier verheft en kant, wort uytgespogen;
Dit doet de liefde uyt een oprecht en reyn gemoet,
Dat altijdt voor sijn Godt in kleynheyt leyt gebogen.
Wat dwaesheyt houd ons op van desen waerden doot?
O saligh sincken in een zee van ware weelde,
Daer d'arme menscheyt schoon en rijck'lijck wordt vergoot,
En spant de kroon van al wat d'eeuw'ge wijsheyt beelde.
Beschout eens recht mijn Ziel, vindt ghy des vredens maet
In 't eeuwigh Koninckrijck, daer uyt so veel gemoeden,
Uyt soo veel duysenden maer eenen Wille gaet,
In d'eeuw'ge oorspronck en fonteyn van alle goeden.
Mijn Lief, mijn Bruydegom, mijn allerschoonste Heer!
Ach eenig eeuwig Een, mijn rijkdom, mijn hoogwaerde,
Ghy zijt het eenigh al, en al wat ick begeer,
Wie heb ick neffens uw in hemel of op aerde.
Haer self soo gantsch verliest, aen smaeck, aen reuck en verwe;
Soo louter moet den geest in Godt versmolten zijn,
En gantsch te gronde toe haer eygen wille sterven;
Dat is den eysch, die Godt van zijne scheps'len doet,
Al wat sich hier verheft en kant, wort uytgespogen;
Dit doet de liefde uyt een oprecht en reyn gemoet,
Dat altijdt voor sijn Godt in kleynheyt leyt gebogen.
Wat dwaesheyt houd ons op van desen waerden doot?
O saligh sincken in een zee van ware weelde,
Daer d'arme menscheyt schoon en rijck'lijck wordt vergoot,
En spant de kroon van al wat d'eeuw'ge wijsheyt beelde.
Beschout eens recht mijn Ziel, vindt ghy des vredens maet
In 't eeuwigh Koninckrijck, daer uyt so veel gemoeden,
Uyt soo veel duysenden maer eenen Wille gaet,
In d'eeuw'ge oorspronck en fonteyn van alle goeden.
Mijn Lief, mijn Bruydegom, mijn allerschoonste Heer!
Ach eenig eeuwig Een, mijn rijkdom, mijn hoogwaerde,
Ghy zijt het eenigh al, en al wat ick begeer,
Wie heb ick neffens uw in hemel of op aerde.
Goddelijck Antwoordt.
Ioan. 17. vers 21.
Op dat sy alle een sijn, gelijkerwijs gy Vader in my, ende
ick in u, dat ook sy in ons een zijn.
Op dat sy alle een sijn, gelijkerwijs gy Vader in my, ende
ick in u, dat ook sy in ons een zijn.
Op het XXIV. Sinnebeeldt.
Van de vereenigingh met Godt.
Van de vereenigingh met Godt.
WAnneer wy het woort liefde noemen, soo meenen
wy daer mede een vereenigende kracht, die van
hem, die daer lief heeft, en van den genen die ghelieft
wordt, begeert een dingh te maken. Doch dewijl het
niet mogelijck is dat twee dingen geheel en in alle ma-
nieren een dingh souden werden, of het eene most
gantsch vergaen; soo soeckt de liefde evenwel die alder-
naeste en bequaemste vereenigingh. En alhoewel het is
dat de gelijckenissen den mensch een weynigh konnen
onderwijsen, soo zijnse nochtans de ware vereenigingh,
die de Ziele met Godt hebben magh, soo ongelijck, als
Godt hooger is als alle creaturen.
wy daer mede een vereenigende kracht, die van
hem, die daer lief heeft, en van den genen die ghelieft
wordt, begeert een dingh te maken. Doch dewijl het
niet mogelijck is dat twee dingen geheel en in alle ma-
nieren een dingh souden werden, of het eene most
gantsch vergaen; soo soeckt de liefde evenwel die alder-
naeste en bequaemste vereenigingh. En alhoewel het is
dat de gelijckenissen den mensch een weynigh konnen
onderwijsen, soo zijnse nochtans de ware vereenigingh,
die de Ziele met Godt hebben magh, soo ongelijck, als
Godt hooger is als alle creaturen.
Siet den geënten boom, de ente wordt door het voed-
sel der aerde met den stam een boom, alsoo wordt de
Ziele door het voedtsel der genade en liefde een geest
met den Geest Godts.
sel der aerde met den stam een boom, alsoo wordt de
Ziele door het voedtsel der genade en liefde een geest
met den Geest Godts.
Wanneer men een droppel waters in een vat met wijn
laet vallen, soo verandert dat water in wijn, het verliest
zijn eygen natuur, en neemt de natuur van den Wijn
aen, in verwe, reuck, smaeck, en alle krachten: Alsoo
valt oock de Ziel in die ongemetenheyt Godts, als een
druppel waters in de grootheyt der Zee, en sy behoudt
alleen dat wesen der Zielen, maer alle de krachten zijn
vergoot: dat is met Godt doorvloeyt, gelijck een sterre,
die van naturen duyster zijnde, met de klaerheyt der son-
ne doorvloeyt wordt.
laet vallen, soo verandert dat water in wijn, het verliest
zijn eygen natuur, en neemt de natuur van den Wijn
aen, in verwe, reuck, smaeck, en alle krachten: Alsoo
valt oock de Ziel in die ongemetenheyt Godts, als een
druppel waters in de grootheyt der Zee, en sy behoudt
alleen dat wesen der Zielen, maer alle de krachten zijn
vergoot: dat is met Godt doorvloeyt, gelijck een sterre,
die van naturen duyster zijnde, met de klaerheyt der son-
ne doorvloeyt wordt.
Daer is noch een gelijkenisse van twee spiegels, wan-
neer men de selve tegen elkanderen stelt, soo ontfanght
elck des anderens beeldt geheel in hem, met zijn eygen
beeldt, dat in den anderen spiegel gebeeldt is, alsoo
is 't oock met de eeuwigheydt en des menschen herte;
wanneer uyt het boeck der Liefde dese woorden vervult
worden: Mijn Liefste is tot my gekeert en ick ben tot hem
gekeert, dan zijn dese twee Spiegels tegen elkander ge-
set. Als Godt dan de Ziele verklaren wil met het licht
der Majesteyt, soo ontfanght de Ziele dat beeldt en de
klaerheydt, en het bekennen en gebruycken Godts in
haer selven volkomen, en haer eygen bekennen en ge-
bruycken in Godt, veel volmaeckter als die uyterlijcke
spiegels doen, want die blijven altoos wesentlijck van
elkander gescheyden; maer de Ziele, alsoo dra als sy dat
heerlijcke beeldt des eeuwigen spiegels in zijne onbegrij-
pelijcke klaerheyt ontfanght, soo wordt sy in dien selven
oogenblick, met dien onbegrijpelijken, heerlijcken,
klaren goddelijcken spiegel vereenight, en daer in ver-
slonden en versmolten, gelijck een droppel waters in
den wijn versmelt, ofte als een vliegende vonck in een
groot vuur.
neer men de selve tegen elkanderen stelt, soo ontfanght
elck des anderens beeldt geheel in hem, met zijn eygen
beeldt, dat in den anderen spiegel gebeeldt is, alsoo
is 't oock met de eeuwigheydt en des menschen herte;
wanneer uyt het boeck der Liefde dese woorden vervult
worden: Mijn Liefste is tot my gekeert en ick ben tot hem
gekeert, dan zijn dese twee Spiegels tegen elkander ge-
set. Als Godt dan de Ziele verklaren wil met het licht
der Majesteyt, soo ontfanght de Ziele dat beeldt en de
klaerheydt, en het bekennen en gebruycken Godts in
haer selven volkomen, en haer eygen bekennen en ge-
bruycken in Godt, veel volmaeckter als die uyterlijcke
spiegels doen, want die blijven altoos wesentlijck van
elkander gescheyden; maer de Ziele, alsoo dra als sy dat
heerlijcke beeldt des eeuwigen spiegels in zijne onbegrij-
pelijcke klaerheyt ontfanght, soo wordt sy in dien selven
oogenblick, met dien onbegrijpelijken, heerlijcken,
klaren goddelijcken spiegel vereenight, en daer in ver-
slonden en versmolten, gelijck een droppel waters in
den wijn versmelt, ofte als een vliegende vonck in een
groot vuur.
Sources and parallels
- Modified pictura in the 1714 edition (Jesus radiates light; the water tap is open): De Ziele spreekt van de loutere vereeniging met God [29] (in: Jan Luyken, Jesus en de ziel (1714)) [Compare]
- Virtutum fons est et scaturigo [57] (in: Otto Vaenius, Amoris divini emblemata (1615)) [Compare]
- Same motif (grafting branch on a tree) in:Crescent illæ, crescetis amores [3] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Crescent illæ, crescetis amores [3] (in: Otto Vaenius, Amorum emblemata (1608))