Jan van Hoogstraten, Zegepraal der goddelyke liefde (1709)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Wie zoekt de Vryheit niet [11]


ho1709011pict

Back to top ↑
XI.
Wie zoekt de Vryheit niet.


Cupio dissolui et esse cum Christo.

Puis que l'Amour seul est ma vie.
Douce est la mort qui me destie.

Zielzugt.

Ik begeere ontbonden te worden, en met
Kristus te zyn.


XI. GEZANG.
Vois: Chantez petits Oseaux, &c.
O Doelwit van myn min! bis
O troost in al myn plagen! bis
Wanneer zal uw vriendin bis
De kroon des hemels dragen? bis
Verkort, verkort myn dagen, bis
En laat my uw bruidzaal in. bis
Hebt ge ô Bruigom my verkoren, bis
Laat de dood my niet versmoren. bis
Laat myn ziel, bis
Laat myn ziel, als 't lyf bezwyk, bis
Verhuizen in uw Ryk. bis

Hier grimt my de afgrond toe. bis
Daar lokken de ydelheden bis
Myn ziel van stryden moe: bis
Staag de oogen na beneden. bis
Elk tragt my te overreden, bis
Als ik uw gebod voldoe. bis

Breek de keten myner zonden, bis
Daar ik leg aan vast gebonden, bis
Sloop den muur, bis
Sloop den muur van vlees en bloed, bis
Die my hier blyven doet. bis

Om u, is al myn wens. bis
Om u zyn myn gebeden. bis
Nu 'k als een bloem verslens, bis
Door 't onweer neergetreden. bis
Buiten u is hier beneden bis
Niet als onrust voor den mens. bis
Laat myn ziel niet langer hopen.
Zie, zy tragt u in te loopen.
Ach! ik sterf,
Ach ik sterf! maakt gy geen end,
Van al deze aardse ellend.

Myn God, myn eenig Een! bis
Vergever van myn zonden, bis
'K ontsla u niet, ô neen. bis
Voor dat ik, reyn bevonden, bis
Word door uw Liefde ontbonden bis
Van dit lastig vlees en been. bis
Laat de dood dit lyf weg slepen.
'K heb, in u, myn heyl gegrepen.

Wat hier ryst,
Wat hier ryst of stort ter neer.
Ik leef, en sterf den Heer'.

TOEZANG.
Air: Breek uw pylen, breek uw bogen.
VReugde! vreugde! zonder Ende,
Ziel, of eindelooze ellende. ( bis
'T is te grooten onderscheyt.
Zie, waar toe gy u bereyt. ( bis

Liever hier het kruis verkoren,
Dan zyn eewig heil verloren. ( bis
In den arm van 't eewig goet,
Vind de ziel 't geen haar voldoet. ( bis

Om dat myn leven maar in uwe min bestaat,
Valt my het sterven zoet, hoe zeer van elk gehaat.

TOEPASSING.
GElyk een Hart van dorst versmagt,
Schreewt na de bron, en koele stroomen,
Zoo jaagt myn ziel uit al haar kragt
Myn God, om eens by u te komen.
Wanneer ô schoone heylfonteyn,
Zult gy het vuyl van myne zonden
Zoo wassen, dat ik eenmaal reyn,
Zal voor uw oogen zyn bevonden.
Myn ziel vermoeit en afgestreen,
Verwagt haar heyl uit u alleen.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: