Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703)
Table of contents ↑Liefde bint ons door zotternyen [47]
LIEFDE BINT ONS DOOR ZOTTERNYEN.
Zie dwaaze minnaars waar de Liefde u mede bint!
Gy kunt indien gy wilt, terstond haar' banden breeken,
Uw misverstand komt u in slaverny te steeken
Gelyk een zot die in een stroo een keten vind.
Al wie zig van den band der Liefde vry wil maaken,
Moet eerst de boeyen, van zyn zotternyen slaaken.
Gy kunt indien gy wilt, terstond haar' banden breeken,
Uw misverstand komt u in slaverny te steeken
Gelyk een zot die in een stroo een keten vind.
Al wie zig van den band der Liefde vry wil maaken,
Moet eerst de boeyen, van zyn zotternyen slaaken.
[blanco]
LIEFDE BIND ONS DOOR ZOTTERNYEN.
FAC SAPIAS, ET LIBER ERIS.
Usque rogas, negat usque tibi crudelis Amica:
Ecquid adhuc duro mens in amore gerit?
Me remorantur, ais, formosæ vincla puellæ,
Vincla vel Herculea non soluenda manu:
Vincla genæ mihi, vincla comæ, mihi vincla papillæ,
Hei mihi?quod vinclis corda ligatur amans.
Stulte puer, stulte vel stramine crura tenentur,
Et, moriar, vinclum tu nisi tale geras.
WAER HIER VERSTANT DAAR WAER GEEN BANT.
Moy Brechje speelt de beest, en Fop laet met hem gecken,
'k En kan (so roept de Vent) myn hart niet van haer trecken,
Sy is vol enckel geest, vol alle moy getast,
Dies ben ick aen myn lief met stale ketens vast.
Maer segh eens, lieve Fop, en hebje nooyt gevonden,
Een nar die met een stro was aen een pael gebonden,
En die noch efter stont als met een boey aen 't been?
Ghy syt (al weetje 't niet) van dese gecken een.
Non ita difficile est, quam captum retibus ipsis
Exire, & validos Veneris perrumpere nodos.
Et tamen implicitus quoque possis, inque peditus
Effugere infestum, nisi tute tibi obvius obstes.
Ah pereat qui ni perdite amare potest.
Men kan 't niet, dan met ongemeen geweld, verwinnen.
Men vind dit zelve Zinne-beeld by den Ridder
J.
Katz, met deeze twee vaarsjes.
Katz, met deeze twee vaarsjes.
FAC SAPIAS, ET LIBER ERIS.
Usque rogas, negat usque tibi crudelis Amica:
Ecquid adhuc duro mens in amore gerit?
Me remorantur, ais, formosæ vincla puellæ,
Vincla vel Herculea non soluenda manu:
Vincla genæ mihi, vincla comæ, mihi vincla papillæ,
Hei mihi?quod vinclis corda ligatur amans.
Stulte puer, stulte vel stramine crura tenentur,
Et, moriar, vinclum tu nisi tale geras.
WAER HIER VERSTANT DAAR WAER GEEN BANT.
Moy Brechje speelt de beest, en Fop laet met hem gecken,
'k En kan (so roept de Vent) myn hart niet van haer trecken,
Sy is vol enckel geest, vol alle moy getast,
Dies ben ick aen myn lief met stale ketens vast.
Maer segh eens, lieve Fop, en hebje nooyt gevonden,
Een nar die met een stro was aen een pael gebonden,
En die noch efter stont als met een boey aen 't been?
Ghy syt (al weetje 't niet) van dese gecken een.
In myne aanteekeningen op het voorgaande Zinne-beeld heb
ik gezegt, dat, indien men de uitwerkingen van de Liefde met
gezonde rede wil overwegen, en buiten die sterke drift waar uit
zy voortkomen, beschouwen, zy enkele Zotternyen zyn; en
in dit geval stem ik het te eenemaal toe, dat een Minnaar als aan
een stroo gebonden is, en het van zyne bloote wil afhangt zy-
ne boeyen te breeken: en dat, gelyk Lucretius zegt, lib. 4. het
,, wel gemakkelyker is, de boeyen van de Liefde te ontvlug-
,,ten, als dezelven wanneer men 'er in is te breeken, maar dat
,,men 'er nogtans zig zelven gemakkelyk van kan ontslaan,
,,indien men maar zig zelven niet tegen is.
Nam vitare, plagas in amoris ne laciamur,
ik gezegt, dat, indien men de uitwerkingen van de Liefde met
gezonde rede wil overwegen, en buiten die sterke drift waar uit
zy voortkomen, beschouwen, zy enkele Zotternyen zyn; en
in dit geval stem ik het te eenemaal toe, dat een Minnaar als aan
een stroo gebonden is, en het van zyne bloote wil afhangt zy-
ne boeyen te breeken: en dat, gelyk Lucretius zegt, lib. 4. het
,, wel gemakkelyker is, de boeyen van de Liefde te ontvlug-
,,ten, als dezelven wanneer men 'er in is te breeken, maar dat
,,men 'er nogtans zig zelven gemakkelyk van kan ontslaan,
,,indien men maar zig zelven niet tegen is.
Non ita difficile est, quam captum retibus ipsis
Exire, & validos Veneris perrumpere nodos.
Et tamen implicitus quoque possis, inque peditus
Effugere infestum, nisi tute tibi obvius obstes.
Ik beken buiten dat, dat 'er minnaars genoeg zyn die zig door
Zotternyen laaten bekooren, want, gelyk de schryver van la
Secretaria di Apollo heel wel aanmerkt, indien de menschen an-
,,ders niet wilden dan het geene met de rede overeen komt,
,,zoo zouden zy zoo veel zotte dingen niet begeeren als zy nu
doen. Se gli huomini volessero solamente quello che va accompagnato
con la ragione, non vorrebbeno tante pazzie, come vogliono. Maar
wanneer men de Liefde eens, gelyk zy behoort te zyn, be-
schout, wanneer men eens een hart ziet 't geen een waardig voor-
werp, met een zuiv're tedere neiging bemint, zyn haare boe-
yen, niet van stroo, veel min ligt om te breeken: 'k sta wel toe
dat 'er zelf onder die Liefde wel wat zotternyen loopen; ik heb
zelf uit D: Heinsius hier voor al aangehaalt, dat men in de Lief-
,,de niet verstandig moet weezen. Satis est si quis non sapienter
,,amat. en Ludovico Ariosto zegt in een Elegia aan Petrus Bembus
,, dat hy nooit geluk moet hebben die in de Liefde verstand wil
,,gebruiken.
Ah pereat qui in amore potest rationibus uti,
Zotternyen laaten bekooren, want, gelyk de schryver van la
Secretaria di Apollo heel wel aanmerkt, indien de menschen an-
,,ders niet wilden dan het geene met de rede overeen komt,
,,zoo zouden zy zoo veel zotte dingen niet begeeren als zy nu
doen. Se gli huomini volessero solamente quello che va accompagnato
con la ragione, non vorrebbeno tante pazzie, come vogliono. Maar
wanneer men de Liefde eens, gelyk zy behoort te zyn, be-
schout, wanneer men eens een hart ziet 't geen een waardig voor-
werp, met een zuiv're tedere neiging bemint, zyn haare boe-
yen, niet van stroo, veel min ligt om te breeken: 'k sta wel toe
dat 'er zelf onder die Liefde wel wat zotternyen loopen; ik heb
zelf uit D: Heinsius hier voor al aangehaalt, dat men in de Lief-
,,de niet verstandig moet weezen. Satis est si quis non sapienter
,,amat. en Ludovico Ariosto zegt in een Elegia aan Petrus Bembus
,, dat hy nooit geluk moet hebben die in de Liefde verstand wil
,,gebruiken.
Ah pereat qui ni perdite amare potest.
Maar het zy hoe het zy ik stem met
K:Boon
in zyn
Mirra2.bed:
1. toon:
Wanneer het kwaad zich eens maak meester van de zinnen,
1. toon:
Men kan 't niet, dan met ongemeen geweld, verwinnen.
Mogelyk zal hier wel ymand myn zeggen tegenspreeken, om
dat hy zig zelven eens verwonnen heeft in een geile drift, daar
hy nogtans niet eens weet wat Liefde is; dog van zoodanigen
te spreeken agt ik de pyne niet waardig.
dat hy zig zelven eens verwonnen heeft in een geile drift, daar
hy nogtans niet eens weet wat Liefde is; dog van zoodanigen
te spreeken agt ik de pyne niet waardig.
Sources and parallels
- Same copperplate, slightly altered, as in:Dementia Amoris [36] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629)) [Compare]
- Fool, in:Fac sapias et liber eris. [23] (in: Jacob Cats, Proteus (1618)) [Compare]
References, across this site, to this page:
- Dementia Amoris [36] (in: Ludovicus van Leuven, Amoris divini et humani antipathia (1629))
- Fac sapias et liber eris. [23] (in: Jacob Cats, Proteus (1618))