Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)
Table of contents ↑Ego dilecto meo [34]
XXXIV.
GY spreit uw liefdevlerken
Dan wyder uit, myn Lief,
En schiet, tot myn gerief,
Op dit kompas, dat myne werken
Bestieren zal, uw licht,
O eeuwigh Aengezicht!
Hy, die myn hart verheugde
Bemint me, ik zie 't, aen 't hart.
Ik voele eenzelve smart,
Of eer eenzelve vreugde.
Gy zyt alleen myn deel.
Ik offere u geheel
Myn lust en welbehagen.
Zet myne treden voort.
Ik volge uw wil en woort
Gy zult my onderschragen.
O hoogverheven stant!
O vaste liefdebant!
De Heer van alle heeren
Verlustigt myn gemoet
Met onverteerbren gloet.
Ik zal Hem eeuwigh eeren.
Dan wyder uit, myn Lief,
En schiet, tot myn gerief,
Op dit kompas, dat myne werken
Bestieren zal, uw licht,
O eeuwigh Aengezicht!
Hy, die myn hart verheugde
Bemint me, ik zie 't, aen 't hart.
Ik voele eenzelve smart,
Of eer eenzelve vreugde.
Gy zyt alleen myn deel.
Ik offere u geheel
Myn lust en welbehagen.
Zet myne treden voort.
Ik volge uw wil en woort
Gy zult my onderschragen.
O hoogverheven stant!
O vaste liefdebant!
De Heer van alle heeren
Verlustigt myn gemoet
Met onverteerbren gloet.
Ik zal Hem eeuwigh eeren.
Sources and parallels
- Remake of image, not mirrored, in: Ego dilecto meo [34] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629)) [Compare]
- Compare Quarles, Emblems, divine and moral, embl. 5.4
References, across this site, to this page:
- Ego dilecto meo [34] (in: Justus de Harduwijn, Goddelycke wenschen (1629))