Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

De Ziele in verlangen, om met het godtlijck Licht doorschenen te zijn [10]


lu1685010pict

Back to top ↑
De Ziele in verlangen, om met het godtlijck Licht
doorschenen te zijn
.

De dageraet, verwelkomt met verlangen,
Van al wat leeft, doorvloeit de gansche lucht,
En neemt in 't licht de duysternis gevangen,
Soo wort de aerde ontloken en bevrucht;
Mijn Ziel is nacht; ghy Jesus, mijn beminde,
Zijt dagh; waerom kan uwe Sonneschijn
Mijn duyster niet doorvloeien, en verslinden,
Daer wy nochtans dicht by malkander zijn?
De hinderpael is d'uwe niet, maer mijne,
Want ghy, ô licht, dat alle licht verwint,
En kont niet doen, als blincken ende schijnen,
Door alles wat ghy dun en open vint,
Daer moet een bergh, van veelerley gebreken
En beelden, door de sinnen in geraeckt,
Sijn hoogen kruyn tot aen de wolcken steken,
Die in mijn Ziel een nare schaduw maeckt.
Och was die wegh! dan sou mijn herte bloeyen,
En als een Beemd, met bloem en vruchten staen.
Mijn sterken Godt ghy moet dien scheytsmuur roeyen,
Al soud ghy hem met storm de kruyn in slaen.

Goddelijck Antwoort.
Eph. 5. vers 14.
ONtwaeckt ghy die slaept, ende staet op uyt den Doo-
den, ende Christus sal over u lichten
.

pb47thumb


Mal. 4. vers 2.
Die mijnen name vreest, sal de Sonne der gerechtigheyt
opgaen, ende daer sal genesinge zijn onder sijne vleugelen,
ende ghy sult uytgaen, ende toenemen, als mestkalveren
.

Op het X. Sinnebeeldt
Van de algemeene Goddelijcke Sonne-schijn.
Johannes den Doper spreekt: Godt geeft den Geest niet
na mate: Daer sal men uyt verstaen, dat de gave
Godts den H. Geest selve zy, en dese gaven moeten ge-
meten worden, niet na hem diese geeft, maer na die ge-
ne die de selve ontfangen sal.
Daerom so die nemende Ziele louter is en reyn van
alle geschapen dingen, so ontfanght sy veel Geests: maer
so sy door tijdelijcke dingen verhindert ende nau gewor-
den is, so ontfangt sy weynigh.
Godt geeft sijnen Geest niet na mate, maer overvloe-
digh en rijckelijck en allen gelijck, dat nu sulcke gaven
ongelijck genomen werden en ongelijck verschijnen,
daer is Godt geen oorsake van: maer de Menschen die
sich ongelijck daer toe schicken en houden, Godt en
haer naesten ongelijck lief hebben. Gelijck de Son alle
Menschen gelijck lichtet ende schijnt, also oock Godt
alle zielen; maer wie sich bedeckt wordt niet verlicht.
Godt biedt sich my so volkomen aen, als den hoogsten
Engel, en waer ick also bereydt als hy, ick ontfing even
so veel als hy. Godt draeght sich selve aen alle Creaturen
veyl, ende een yegelijck Creatuur ontfanght so veel van
Godt als sy wil. In somma, gelijck als de Son op goede
en bosen te gelijck lichtet, also oock Godt met sijnen
Geest verlichtet alle gelijck; maer de bosen en werden
het nimmermeer gewaer, en het wordt van haer geno-
men ende anderen gegeven; maer onder de vromen
ontfanght een yegelijck na dat hy sich daer toe schicken
kan. Dat is een quaedt Mensch die tegen Godt sulcke
leugens spreecken durft, en segt: Godt geeft den eenen
meer als den anderen: Godt is geen aensiender der per-

sonen, hy geeft alle menschen zijne gaven gelijck, ge-
lijck als aen de Propheten en Apostelen, alsoo oock aen
ons allen; gelijck aen Christo sijnen Sone, alsoo oock
aen ons allen; niemant meer noch minder, het scheelt
geen hayr; maer dat ick tegenwoordigh niet alsoo hoog
verlicht ben als Paulus en Elias, ofte een van de Apo-
stelen, daer heeft Godt geen schult aen, maer ick, dat
ick my niet gantsch afsterve, my hate en verlochene,
ende my van Godt daer toe bereyden late; konde ick in
dese uure mijn selven afsterven, in geest en in natuur,
inwendigh ende uytwendigh, ick ontfinge in een uur so
veel als de hoogste Apostel, want Godt is gereder om
te geven als ick om te nemen. Ende wanneer hy geeft,
soo geeft hy sich selven geheel; daerom moeten de ga-
ven Godts niet na den gever gemeten worden, maer na
den nemer.
Merckt: den H. Geest wert u niet eer gegeven eer
dat ghy den ingeboren Soon Godts zijt. Alles dat Chri-
stus de Soone heeft van den Vader, dat selve hebben wy
oock; wanneer wy in den Sone zijn, dan geeft ons God
den Heyligen Geest? buyten dese geboorte kunt ghy
oock den H. Geest wel ontfangen, maer het blijft u niet
by, en het is ons, gelijck een mensch die van schaemte
roodt werdt, en daer na weder bleeck, dat is hem een
toeval ende het vergaet weer. Maer die schoone roode
menschen, die den ingebooren Soon zijn, blijft den
H. Geest wesentlijck by.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page:

No references to this emblem or page found.