Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685)

Table of contents ↑

← Content: Previous

Register


Back to top ↑
BLADWYZER Der Zinnebeelden deezes Boeks.
EERSTE DEEL.
Op het I. Zinnebeeld.
Van den treek des Vaders, en hoe de mensche die moet volgen. 12 II. Van den strijdt tussen Geest en Vleesch. 16 III. Van de inwendige en uytwendige dingen. 20 IV. Van het vinden sijns zelfs, en van rechtschapen ernst. 24 V. Van de Sachtmoedigheyt. 28 VI. Van de Ootmoedigheyt. 32 VII. Van de geestelyke soetigheyt, of genade, van de onwijsheid der menschen. 36 VIII. Van ontreckinge der Genade. 40 IX. Van onreyne Gedachten. 44 X. Van de algemeene Goddelyke Sonne-schyn. 48 XI. Van den boom des Christelijken Geloofs. 52 XII. Van de veyligste weg om door de duystere wereld te gaan in 't eeuwige Vaderlandt. 56 XIII. Van den afvloeyenden stroom der Sonden, en hoe de Ziele daar tegen op moet roeyen. 60 TWEEDE DEEL.
XIV. Van het waken des Geestes. 66 XV. Van het vergeven der Sonden. 70 XVI. Van de Wedergeboorte of nieuwe Creatuur. 74 XVII. Van het Paradijs, waar het is, en hoe men dat beschouwen kan. 78 XVIII. Van de overaltegenwoordigheyt, en nabyheyt Gods. 82 XIX. Van de Ziele, wat sy eygentlijck is. 86

XX. Hoe dat wy Christus wesentlijck in ons moeten hebben. 90 XXI. Hoe 't sich met een vroome Ziele verhoud, in 't afsterven des Lichaems. 94 XXII. Hoe 't met een goddeloose Ziele gaat, als haar het Lichaem afsterft. 98 XXIII. Van de eenige rustplaetse der Ziele, welke die is. 102 XXIV. Een t'saamenspraeck tussen de Verlosser, en de verloste Ziele. 106 XXV. Van de menigderley strikken des Duyvels, en hoe de zelve te ontgaen zyn. 110 XXVI. Van de louteringe der Zielen door lyden. 114 DERDE DEEL.
XXVII. Van een sterk aenhangen der Ziele, aan Godt, in waare gelatenheyt. 120 XXVIII. Van dank en lof der Ziele, aen haer Verlosser. 124 XXIX. Van de vereeniging met Godt. 128 XXX. Van den schat des gemoedts, en van de grofheyt der wereltsche menschen. 132 XXXI. De woorden der opperste Wijsheyt; en van de ydelheyt aller uytwendige dingen. 136 XXXII. Van de inwendige geestelijcke schoonheyt. 140 XXXIII. Van het Rijcke Godts. 144 XXXIV. Van weerloose gelaatenheyt, hoe men in alle toevallen op Godt alleen moet zien. 148 XXXV. Van het arme en lijdende leven Christi. 152 XXXVI. Van de ware ruste. 156 XXXVII. Van de versegelinge des herten. 160 XXXVIII. Van de wonden Christi. 164 XXXIX. Van 't Ewige Vaderlandt, en desselfs Vreugde. 169
EINDE.

Back to top ↑

References, across this site, to this page:

No references to this emblem or page found.