Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685)
Table of contents ↑Die Ziele spreekt van haer wesen, hoe haer Godt geschapen had, en door welk middel sy in haer eerste stant mag komen [19]
Die Ziele spreekt van haer wesen, hoe haer Godt geschapen
had, en door welk middel sy in haer eerste stant mag komen.
had, en door welk middel sy in haer eerste stant mag komen.
Een water als kristal, waer op geen koelte speelt,
Ontfangt so cierlijk en so schoon het sonnen beelt,
Soo was de schoone Ziel, het edelste aller dingen,
Die door de wijsheyt Godts een wesentheyt ontvingen;
Een vonck van 't eeuwigh vuur, doorschenen met Godts licht,
Een klare Spiegel voor het eeuwige aengesicht,
Daer 't eeuwig end'loos Een, in hoogte, noch in brete,
Noch eeuwig' diepten, noyt te gronden noch te meten,
Sich selve schoude, en vond in een geschapen beelt,
Dat voor de schepping in zijn wijsheyt had gespeelt.
Dien klaren Spiegel heeft de valsche lust geschonden;
Dat kristallijn gevult met grovigheyt der sonden;
Dien stillen suyv'ren grondt beweegt uyt sijn accoort,
En d'edele Beeltenis soo jammerlijck verstoort.
Wat sal de mens nu doen? wat gaet hy best voor gangen,
Om dit verloren Beelt in 't herte weer t'ontvangen?
Een Wille, uytgaende van het eeuwig Zielen-vuur,
Die drijve, als met een sweep, de gantsche creatuur,
Met al haer beelden uyt, en sta de Godtheyt stille,
Van alle neyg'lijckheyt, dat hy volbrengt zijn wille.
Daer is geen ander raedt, al kost het wee en pijn,
Het moet geleden, of het moet verlooren zijn.
Ontfangt so cierlijk en so schoon het sonnen beelt,
Soo was de schoone Ziel, het edelste aller dingen,
Die door de wijsheyt Godts een wesentheyt ontvingen;
Een vonck van 't eeuwigh vuur, doorschenen met Godts licht,
Een klare Spiegel voor het eeuwige aengesicht,
Daer 't eeuwig end'loos Een, in hoogte, noch in brete,
Noch eeuwig' diepten, noyt te gronden noch te meten,
Sich selve schoude, en vond in een geschapen beelt,
Dat voor de schepping in zijn wijsheyt had gespeelt.
Dien klaren Spiegel heeft de valsche lust geschonden;
Dat kristallijn gevult met grovigheyt der sonden;
Dien stillen suyv'ren grondt beweegt uyt sijn accoort,
En d'edele Beeltenis soo jammerlijck verstoort.
Wat sal de mens nu doen? wat gaet hy best voor gangen,
Om dit verloren Beelt in 't herte weer t'ontvangen?
Een Wille, uytgaende van het eeuwig Zielen-vuur,
Die drijve, als met een sweep, de gantsche creatuur,
Met al haer beelden uyt, en sta de Godtheyt stille,
Van alle neyg'lijckheyt, dat hy volbrengt zijn wille.
Daer is geen ander raedt, al kost het wee en pijn,
Het moet geleden, of het moet verlooren zijn.
Goddelijck Antwoordt.
Eph. 4. vers 24.
[TE weten] dat ghy soudet afleggen, aengaende de vori-
ge wandelinge, den ouden mensche, die verdorven
wort door de begeerlijckheden der verleydinge. Ende dat gy
soudet vernieuwt worden in den geest uwes gemoets, ende den
nieuwen mensche aendoen, die na Godt geschapen is in ware
rechtveerdigheyt ende heyligheyt.
[TE weten] dat ghy soudet afleggen, aengaende de vori-
ge wandelinge, den ouden mensche, die verdorven
wort door de begeerlijckheden der verleydinge. Ende dat gy
soudet vernieuwt worden in den geest uwes gemoets, ende den
nieuwen mensche aendoen, die na Godt geschapen is in ware
rechtveerdigheyt ende heyligheyt.
Op het XIX. Sinnebeeldt.
Van de Ziele, wat sy eygentlijck is.
Van de Ziele, wat sy eygentlijck is.
GOdt is een louter Wesen, van het welcke alle dingen
haer wesen ontfangen. Mijn wesen vloeyt sonder
middel uyt Godt, en van het wesen vloeyt het leven, en
van het leven de saligheyt. Vergadere u en alle krachten
der Zielen in dat inwendige der Zielen, dat is dat wesen,
ende staet stil, soo sal Godt noodtwendigh inlichten.
haer wesen ontfangen. Mijn wesen vloeyt sonder
middel uyt Godt, en van het wesen vloeyt het leven, en
van het leven de saligheyt. Vergadere u en alle krachten
der Zielen in dat inwendige der Zielen, dat is dat wesen,
ende staet stil, soo sal Godt noodtwendigh inlichten.
Mijn Ziele is een spiegel, daer in Godt alle uuren
schijnt en licht; maer dat ick zijn licht niet gansch ge-
waer worde in mijn Ziele, daer ben ick selve oorsaeck
van, om dat ick my niet onthoude van alle geschapen
dingen, en mijn Ziele niet bloot daer stelle, sy wordt te
menighmael met uyterlijke dingen vermenigvuldigt, en
verhindert dat sy Godt in haer selven niet sien kan.
schijnt en licht; maer dat ick zijn licht niet gansch ge-
waer worde in mijn Ziele, daer ben ick selve oorsaeck
van, om dat ick my niet onthoude van alle geschapen
dingen, en mijn Ziele niet bloot daer stelle, sy wordt te
menighmael met uyterlijke dingen vermenigvuldigt, en
verhindert dat sy Godt in haer selven niet sien kan.
Soo de spiegel voor my gehouden wordt, moet sich
mijn gestalte en beeldt in den spiegel inbeelden, ick wil
ofte wil niet: alsoo oock indien sich de mensch ontle-
digt van alle uytwendige dingen, en dat alle krachten in
het wesen vergadert zijn, en de mensch in een vergeten
zijns selfs en alle dingen komt, soo moet Godt noodt-
wendigh inlichten en in blicken in de Ziele, en een sulc-
ken blick is beter dan de heele werelt, met al haer goed.
In een spiegel wordt een aengesicht gebeelt, en de gant-
sche gestalte, maer de natuur en het wesen gaet daer niet
in. Maer soo sich Godt verbeelt in de Ziel, soo gaet na-
tuur en wesen daer in. In somma die goddelijke natuur
vergiet sich gantsch in dat bloote wesen der Zielen, in-
dien sy louter en reyn is. Mijn aengesicht met gestalte en
vorm vergiet sich wel in den spiegel, maer mijn natuur
en wesen gaet daer niet in. Maer Godt giet sich in de
Ziel met natuur en al zijn wesen: alsoo is Godt in de
Ziele, en de Ziel in Godt. Den wijn is in het vat, maer
het vat niet in den wijn: maer in de geestelijcke onsie-
nelijcke dingen gaet het anders toe. De Ziele is in Godt,
en Godt in de Ziele; Godt is in de Engelen, en de En-
gelen zijn in Godt; dat water is in de beecke, maer de
beke is niet in 't water, maer sy zijn gescheyden.
mijn gestalte en beeldt in den spiegel inbeelden, ick wil
ofte wil niet: alsoo oock indien sich de mensch ontle-
digt van alle uytwendige dingen, en dat alle krachten in
het wesen vergadert zijn, en de mensch in een vergeten
zijns selfs en alle dingen komt, soo moet Godt noodt-
wendigh inlichten en in blicken in de Ziele, en een sulc-
ken blick is beter dan de heele werelt, met al haer goed.
In een spiegel wordt een aengesicht gebeelt, en de gant-
sche gestalte, maer de natuur en het wesen gaet daer niet
in. Maer soo sich Godt verbeelt in de Ziel, soo gaet na-
tuur en wesen daer in. In somma die goddelijke natuur
vergiet sich gantsch in dat bloote wesen der Zielen, in-
dien sy louter en reyn is. Mijn aengesicht met gestalte en
vorm vergiet sich wel in den spiegel, maer mijn natuur
en wesen gaet daer niet in. Maer Godt giet sich in de
Ziel met natuur en al zijn wesen: alsoo is Godt in de
Ziele, en de Ziel in Godt. Den wijn is in het vat, maer
het vat niet in den wijn: maer in de geestelijcke onsie-
nelijcke dingen gaet het anders toe. De Ziele is in Godt,
en Godt in de Ziele; Godt is in de Engelen, en de En-
gelen zijn in Godt; dat water is in de beecke, maer de
beke is niet in 't water, maer sy zijn gescheyden.
Christus sprack:
Den
Vader
is in my, ende ick ben
in den Vader, ick en den Vader zijn in u, en ghy zijt in ons.
Al die geestelijcke wesens hebben geen terminum: de
Ziele is in 't lichaem en doch aen alle plaetsen in de we-
relt, en buyten de werelt. De Engelen zijn in geen be-
slooten termino, en sy mogen oock aen gene plaets ver-
bonden zijn. God vergiet sich noodsakelijck in de Ziel,
soo den mensch hem selver afsterft, sich selven verlo-
chent, en komt in eene onwetenheyt sijns selfs en aller
dingen.
in den Vader, ick en den Vader zijn in u, en ghy zijt in ons.
Al die geestelijcke wesens hebben geen terminum: de
Ziele is in 't lichaem en doch aen alle plaetsen in de we-
relt, en buyten de werelt. De Engelen zijn in geen be-
slooten termino, en sy mogen oock aen gene plaets ver-
bonden zijn. God vergiet sich noodsakelijck in de Ziel,
soo den mensch hem selver afsterft, sich selven verlo-
chent, en komt in eene onwetenheyt sijns selfs en aller
dingen.
Godt eyscht niets als eene bloote, loutere, lijdende,
afgescheyden Ziele; daerom leght de saligheyt niet aen
ons doen, ofte wercken, maer aen een bloot louter lij-
den, dat ick alle dingen en mijn selven late, en legge my
stil onder Godt, en laet Godt alles in my zijn, en blijve
selve niets; dat is, de nieuwe geboorte en rechte beke-
ringh; en dat eeuwige leven.
afgescheyden Ziele; daerom leght de saligheyt niet aen
ons doen, ofte wercken, maer aen een bloot louter lij-
den, dat ick alle dingen en mijn selven late, en legge my
stil onder Godt, en laet Godt alles in my zijn, en blijve
selve niets; dat is, de nieuwe geboorte en rechte beke-
ringh; en dat eeuwige leven.
Sources and parallels
- Modified pictura in the 1714 edition (more detailed water reflection; the hand more clearly belongs to the soul):Die Ziele spreekt van haar wezen, hoe haar God geschapen had, en door welk middel zy in haar eerste stant mag komen [19] (in: Jan Luyken, Jesus en de ziel (1714)) [Compare]