Jan van Hoogstraten, Zegepraal der goddelyke liefde (1709)
Table of contents ↑Gelooft in het Ligt [43]
XLIII.
Gelooft in het Ligt.
Ego sum ostiū; per me si quis introierit saluabitur.
Ame veux tu scauoir combien l'Amour t'inporte,
Souuiens toy qu'il est seul, de ton bonheur la porte.
Souuiens toy qu'il est seul, de ton bonheur la porte.
Gods Liefde is de deure des Hemels.
Ik ben de deure, indien jemand door my ingaat,
die zal behouden worden.
die zal behouden worden.
XLIII.
GEZANG.
Wyze: Helaas Klimene, ik zag uwe oogen.
O Liefde, in u is 't al gelegen:
Gy zyt het ligt
Der Krist'nen baak, die leyd na 's Hemels wegen.
Gy wyst elk zyn pligt.
In u, in u, ô Liefde! alleen,
Verwind men hier beneen.
Maar daar gy ook ontbreekt,
En geene vrugten kweekt:
Word gy vergeefs gepreekt.
Gy maakt de deur des Hemels open,
Wie u bemind,
Voelt noyt zyn geest van zugt tot twist bekropen,
Hoe hy is gezind.
Geleertheit zett' haar zinnen schrap,
Gy zyt de naaste trap,
Na 't Hof der Eewigheit,
Van 's Hemels Majesteyt,
Uit Liefde ons toegezeyd.
Zoo Liefde en vrede saam gespannen,
Gods Kerken bond,
Men zag het zaad der tweedragt haast uit wannen,
En elks Leer gezond:
Maar nu 't veel weten zégepraalt,
En 't mindere overhaalt;
Nu voelt de Kerk de smart,
Daar 't Liefdelooze hart,
Haar staag in houd verward.
Eenvoudigheit in 't eerste wezen,
Der Kristekerk,
Gaf elk de Liefde in 't Kristenhart te lezen,
Jesus Leer, en merk.
Is dus de Heyland voorgegaan;
Wie kent een nader baan.
De Liefde vroed, en stil,
Kent School-nog kerkgeschil;
Maar oogt op 's Hemels wil.
Omhelst de waarheit, plant de Liefde in uw gemoed:
Zy is 't, die ons de deur des Hemels open doet.
Wyze: Helaas Klimene, ik zag uwe oogen.
O Liefde, in u is 't al gelegen:
Gy zyt het ligt
Der Krist'nen baak, die leyd na 's Hemels wegen.
Gy wyst elk zyn pligt.
In u, in u, ô Liefde! alleen,
Verwind men hier beneen.
Maar daar gy ook ontbreekt,
En geene vrugten kweekt:
Word gy vergeefs gepreekt.
Gy maakt de deur des Hemels open,
Wie u bemind,
Voelt noyt zyn geest van zugt tot twist bekropen,
Hoe hy is gezind.
Geleertheit zett' haar zinnen schrap,
Gy zyt de naaste trap,
Na 't Hof der Eewigheit,
Van 's Hemels Majesteyt,
Uit Liefde ons toegezeyd.
Zoo Liefde en vrede saam gespannen,
Gods Kerken bond,
Men zag het zaad der tweedragt haast uit wannen,
En elks Leer gezond:
Maar nu 't veel weten zégepraalt,
En 't mindere overhaalt;
Nu voelt de Kerk de smart,
Daar 't Liefdelooze hart,
Haar staag in houd verward.
Eenvoudigheit in 't eerste wezen,
Der Kristekerk,
Gaf elk de Liefde in 't Kristenhart te lezen,
Jesus Leer, en merk.
Is dus de Heyland voorgegaan;
Wie kent een nader baan.
De Liefde vroed, en stil,
Kent School-nog kerkgeschil;
Maar oogt op 's Hemels wil.
Omhelst de waarheit, plant de Liefde in uw gemoed:
Zy is 't, die ons de deur des Hemels open doet.
TOEPASSING.
VErstókte Joden, die het ligt
Der werrelt reukloos hebt verdreven.
Komt opent hier uw vals gezigt,
In JESUS is het eewig leven.
Wat wagt ge, op Lettervonden stout,
O Kabbalist nog den Messias.
Wel hem, die op den hoeksteen bouwd,
Zoo wis voorspelt van Jesaias.
Erkent Jehova blinde Joon,
Hier leeft de Vader in den Zoon.
VErstókte Joden, die het ligt
Der werrelt reukloos hebt verdreven.
Komt opent hier uw vals gezigt,
In JESUS is het eewig leven.
Wat wagt ge, op Lettervonden stout,
O Kabbalist nog den Messias.
Wel hem, die op den hoeksteen bouwd,
Zoo wis voorspelt van Jesaias.
Erkent Jehova blinde Joon,
Hier leeft de Vader in den Zoon.